ECLI:NL:CBB:2012:BY5155
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van beroep inzake bedrijfstoeslag en toeslagrechten onder de Regeling GLB-inkomenssteun 2006
In deze zaak, behandeld door het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gaat het om de ontvankelijkheid van een beroep dat door appellanten is ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Het besluit, genomen op 30 december 2010, betreft de vaststelling van de bedrijfstoeslag voor het jaar 2010 op basis van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006. Appellanten, bestaande uit A B.V., B v.o.f., C en D, hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar hun bezwaar werd ongegrond verklaard op 3 mei 2011. Hierop hebben zij op 6 juni 2011 beroep ingesteld bij het College.
Tijdens de zitting op 5 oktober 2012 zijn de partijen niet verschenen. Het College heeft vervolgens de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld. De kern van de zaak draait om de vraag of appellanten met hun beroep een wijziging van het rechtsgevolg van het bestreden besluit nastreven. Het College overweegt dat voor ontvankelijkheid vereist is dat er procesbelang bestaat, wat inhoudt dat het beroep moet leiden tot een wijziging van de rechtsgevolgen van het besluit. Appellanten stellen dat de beschikbare toeslagrechten niet correct zijn vastgesteld, maar het College concludeert dat de argumenten van appellanten niet leiden tot een gegrondverklaring van het beroep.
Het College wijst erop dat de registratie van toeslagrechten op 31 december 2007 onherroepelijk is en dat de jaarlijkse bedrijfstoeslag op basis van deze registratie wordt vastgesteld. De beroepsgrond van appellanten over de oppervlakte van de landbouwpercelen is niet relevant voor de vaststelling van de bedrijfstoeslag. Ook hun verzoeken om informatie op basis van de Wet openbaarheid van bestuur zijn niet van toepassing op het bestreden besluit. Het College concludeert dat appellanten niet hebben aangetoond welke wijziging van de rechtsgevolgen zij met hun beroep beogen, en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.