ECLI:NL:CBB:2012:BY3880

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
16 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/47 AWB 12/48
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening bedrijfstoeslag 2010 en randvoorwaardenkorting in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 16 november 2012, zijn de zaken AWB 12/47 en AWB 12/48 aan de orde. Appellante, een maatschap van landbouwers, heeft bezwaar gemaakt tegen besluiten van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, die een randvoorwaardenkorting van 5% op de bedrijfstoeslag 2010 heeft toegepast. De Staatssecretaris heeft op 19 juli 2011 de hoogte van de bedrijfstoeslag herberekend en op 24 juli 2011 een bedrag van € 1153,15 teruggevorderd van appellante. Appellante heeft tegen deze besluiten beroep ingesteld, waarna het College het onderzoek heeft heropend en partijen de gelegenheid heeft gegeven om aanvullende stukken in te dienen.

De beoordeling van het geschil richt zich op de vraag of de opgelegde randvoorwaardenkorting van 5% terecht is toegepast. Appellante heeft aangevoerd dat zij tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 23 maart 2011, waarin de korting werd opgelegd, maar het College oordeelt dat deze stelling niet kan worden aangenomen. De e-mail die appellante naar de NVWA heeft gestuurd, bevatte geen uitdrukkelijk bezwaar tegen de korting, waardoor het besluit juridisch onaantastbaar is geworden. Het College concludeert dat de bestreden besluiten, die de randvoorwaardenkorting handhaven, niet onzorgvuldig zijn voorbereid en dat appellante niet in haar recht is gekomen.

Uiteindelijk verklaart het College de beroepen ongegrond en ziet het geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige en duidelijke bezwaarschriften in bestuursrechtelijke procedures, evenals de noodzaak voor appellanten om hun bezwaren expliciet te formuleren.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 12/47 en 12/48 16 november 2012
5101 Regeling GLB-inkomenssteun 2006
Uitspraak in de zaken van:
Maatschap A en B, te C, appellante,
gemachtigde: ir. S. Boonstra, werkzaam bij LTO Noord Advies te Drachten,
tegen
de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, verweerder,
gemachtigde: mr. D. Özdemir, werkzaam bij verweerders Dienst Regelingen.
1. Het procesverloop
Bij besluit van 19 juli 2011 heeft verweerder de hoogte van appellantes bedrijfstoeslag 2010 herberekend en daarbij een randvoorwaardenkorting van 5% toegepast.
Bij besluit van 24 juli 2011 heeft verweerder van appellante € 1153,15 teruggevorderd.
Appellante heeft tegen beide besluiten bezwaar gemaakt. Bij besluiten van 5 december 2011 (de bestreden besluiten) heeft verweerder deze bezwaren ongegrond verklaard.
Appellante heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juni 2012. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Bij beslissing van 16 augustus 2012 heeft het College het onderzoek heropend en verweerder een vraag voorgelegd.
Verweerder heeft hierop geantwoord en nadere stukken ingediend.
Appellante heeft gereageerd.
Met toestemming van partijen is een nadere zitting achterwege gebleven.
2. De beoordeling van het geschil
2.1 Appellante is landbouwer en heeft voor het jaar 2010 uitbetaling van bedrijfstoeslag op grond van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 aangevraagd. Bij besluit van 23 maart 2011 heeft verweerder appellante wegens het niet overeenkomstig de gebruiksvoorschriften gebruiken van gewasbeschermingsmiddelen een randvoorwaardenkorting van 5% opgelegd, toe te passen op alle aan appellante te verlenen of verleende rechtstreekse betalingen voor 2010, waaronder de bedrijfstoeslag 2010.
2.2 Het bestreden besluit in de zaak AWB 12/48 betreft de herberekening van appellantes netto bedrijfstoeslag 2010 met inachtneming van de randvoorwaardenkorting van 5%, als gevolg waarvan de bedrijfstoeslag verlaagd is vastgesteld.
Verweerder heeft vervolgens van appellante € 1153,15 teruggevorderd. Hierop heeft het bestreden besluit in de zaak AWB 12/47 betrekking.
2.3 Verweerder heeft aan de bestreden besluiten - samengevat - ten grondslag gelegd dat de randvoorwaardenkorting van 5% is opgelegd bij het besluit van 23 maart 2011. Appellante heeft tegen dit besluit niet tijdig een bezwaarschrift ingediend. Dit betekent dat het kortingsbesluit juridisch onaantastbaar is geworden. Verweerder heeft de korting toegepast op de bedrijfstoeslag 2010. Dit betekent echter niet dat appellante in dat kader alsnog tegen de korting bezwaar kan maken. Dat is uitdrukkelijk in het besluit van 23 maart 2011 aangegeven. De verplichting tot terugbetaling van € 1153,15 vloeit voort uit de opgelegde korting.
2.4 Appellante heeft aangevoerd dat zij na ontvangst van het besluit van 23 maart 2011 het bezwaar/opvragen controlerapport van 11 april 2011 heeft doorgemaild aan de NVWA (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit). Hiervan heeft appellante een ontvangstbevestiging. Appellante bestrijdt dan ook dat tegen de opgelegde randvoorwaardenkorting geen bezwaar zou zijn gemaakt. Bij de herziene vaststelling bedrijfstoeslag 2010, waarin de randvoorwaardenkorting is opgevoerd, is hiertegen ten tweeden male bezwaar gemaakt.
Appellante plaatst vraagtekens bij de juistheid van de korting van 5%. In de uitspraak van het College van 25 mei 2011 (AWB 09/1253; www.rechtspraak.nl, LJN: BQ6436) wordt gesteld dat bij een niet herhaalde niet-naleving een korting van in de regel 3% dient te worden opgelegd. Appellante vraagt zich verder af of het controlerapport voldoet. Appellante vindt het ook vreemd dat zij niet is gehoord en acht de bestreden besluiten onvoldoende gemotiveerd.
2.5 Het College stelt vast dat de primaire besluiten - die bij de bestreden besluiten zijn gehandhaafd - strekken tot toepassing van een randvoorwaardenkorting van 5%. Zij bevatten over de grondslag en (procentuele) hoogte van die korting echter geen zelfstandige beslissing. Deze beslissing is immers vervat in het besluit van 23 maart 2011, waarin ook uitdrukkelijk staat vermeld dat appellante daartegen bezwaar moet maken als zij het er niet mee eens is. Los van de vraag wat het gevolg zou moeten zijn voor het onderhavige besluit, slaagt de stelling van appellante dat zij met haar e-mail aan de NVWA wel bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 23 maart 2011 niet. In deze e-mail - die verweerder desgevraagd in beroep heeft overgelegd - staat immers enkel vermeld dat appellante "graag het rapport [wil] ontvangen waarin meer staat waarom wij volgens jullie niet alle randvoorwaarden voldoen". Er staat dus niet in - noch hoefde verweerder daaruit te begrijpen - dat appellante zich met het kortingsbesluit niet kan verenigen, terwijl - in ieder geval in dit beroep - gesteld noch gebleken is dat appellante op een andere manier wel tijdig bezwaar heeft gemaakt. Dat de NVWA pas net voor het verstrijken van de bezwarentermijn op appellantes e-mail heeft gereageerd maakt daarbij geen verschil.
2.6 Verweerder heeft deze e-mail niet al in de bezwaarfase heeft ingebracht, maar dat gegeven leidt niet tot het oordeel dat de bestreden besluiten onzorgvuldig zijn voorbereid. Verweerder mocht ervan uitgaan dat appellante bekend was met de inhoud van de door haarzelf verzonden e-mail. Gelet hierop alsmede gelet op de inhoud van deze e-mail kan niet gezegd worden verweerder ten onrechte met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht heeft afgezien van het horen van appellante.
2.7 Het beroep is ongegrond.
2.8 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. De beslissing
Het College verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus gewezen door mr. M. Munsterman, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van Veen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 16 november 2012.
w.g. M. Munsterman w.g. M.J. van Veen