ECLI:NL:CBB:2012:BY0499

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
14 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/822
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van erkenning slachthuis en uitsnijderij wegens onregelmatigheden in paardenpaspoorten

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 14 augustus 2012 uitspraak gedaan over een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening. Verzoekster, A B.V. te B, heeft een verzoek ingediend om schorsing van een besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, dat op 9 augustus 2012 was genomen. Dit besluit schorste de erkenning van het slachthuis van verzoekster voor de slacht van hoefdieren, met ingang van 7 augustus 2012, voor een termijn van 14 dagen. De schorsing was het gevolg van ernstige onregelmatigheden die waren geconstateerd door een officiële dierenarts van de NVWA bij de controle van 41 aangeboden paarden ter slachting. De dierenarts had vastgesteld dat bij verschillende paardenpaspoorten ernstige twijfels bestonden over de echtheid en dat sommige paarden niet geschikt waren voor menselijke consumptie.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen het belang van de volksgezondheid en dierengezondheid zwaarder laten wegen dan het belang van verzoekster bij voortzetting van de slacht. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de tekortkomingen in de paardenpaspoorten en de controle daarvan door verzoekster niet op orde waren, wat grote gevolgen kon hebben voor de volksgezondheid. Daarom was het gerechtvaardigd om de erkenning van de slachterij en de uitsnijderij voor een periode van 14 dagen te schorsen, zodat nader onderzoek kon worden verricht.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek tot schorsing van de erkenningen van de slachterij en de uitsnijderij voor het slachten van runderen en varkens en het uitsnijden van vlees van deze dieren toegewezen, maar het verzoek voor de stillegging van de slacht van paarden werd afgewezen. Tevens werd de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, die op € 874,- werden vastgesteld, en het griffierecht van € 310,- diende door verweerder aan verzoekster te worden vergoed. De voorzieningenrechter concludeerde dat de stillegging van de slacht van paarden gerechtvaardigd was, maar dat er onvoldoende bewijs was voor onregelmatigheden bij de slacht van runderen en varkens.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
Voorzieningenrechter
AWB 12/822 14 augustus 2012
7900 EG-erkenning slachthuis
Proces-verbaal van mondelinge uitspraak ingevolge artikel 8:84 juncto 8:67 juncto 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak van:
A B.V., te B, verzoekster,
gemachtigde: mr. R. Keuken, advocaat te Waalre,
tegen
de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, verweerder,
gemachtigde: mr. R. Duisterhof, werkzaam bij verweerder.
Zitting hebben:
mr. E.R. Eggeraat, voorzieningenrechter,
mr. P.M. Beishuizen, waarnemend griffier.
Ter zitting zijn genoemde gemachtigden verschenen. Voor verzoekster is voorts verschenen C. Voor verweerder is voorts verschenen mr. S.P. Koopman, werkzaam bij de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (hierna: NVWA), en drs. P.H.M.M. Jacobs, toezichthoudend dierenarts bij de NVWA en bedrijfsbeheerder namens de NVWA op het bedrijf van verzoekster.
Aan de orde is verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening dat strekt tot schorsing van het besluit van verweerder van 9 augustus 2012. Bij dit besluit heeft verweerder met ingang van 7 augustus 2012 de erkenning van het slachthuis van verzoekster voor de slacht van als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren geschorst, alsmede de erkenning van de uitsnijderij voor het uitsnijden van vlees van als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren geschorst, vooralsnog voor een termijn van 14 dagen. Dit betekent dat verzoekster geen paarden, runderen en varkens mag slachten en dat verzoekster geen vlees van de geslachte runderen en varkens mag uitsnijden. Verweerder heeft hiermee het bedrijf van verzoekster feitelijk stilgelegd.
Verweerder heeft blijkens het besluit en de reactie op het verzoekschrift het volgende aan zijn standpunt ten grondslag gelegd.
Op 7 augustus 2012 heeft verzoekster 41 paarden ter slachting aangeboden. Een officiële dierenarts van het NVWA heeft geconstateerd dat
-bij 12 paardenpaspoorten de bijbehorende paarden niet zijn aangetroffen;
-in 6 paardenpaspoorten is opgenomen dat de betreffende paarden niet geschikt zijn voor de slacht voor menselijke consumptie;
-bij 17 paardenpaspoorten ernstige twijfel bestaat omtrent de echtheid van de bij de paardenpaspoorten behorende inlegvellen inzake medische behandelingen van paarden;
-bij één paard het transpondernummer ontbreekt;
-bij 4 paarden een transpondernummer ontbreekt of dat het nummer niet overeenkomt met het paspoort of dat het niet te vinden is;
-één paard is aangetroffen zonder paardenpaspoort en
-bij 19 paarden de paardenpaspoorten juist lijken te zijn.
Volgens verweerder blijkt uit de terzake geldende regelgeving dat het de verantwoordelijkheid is van de exploitant, verzoekster in dit geval, de paarden en de paardenpaspoorten te controleren op juistheid en of de paardenpaspoorten in overeenstemming zijn met de paarden. Dit heeft verzoekster niet gedaan.
Gelet hierop laat het zich volgens verweerder aanzien dat er zoveel zaken niet op orde zijn, waarbij de tekortkomingen grote gevolgen kunnen hebben voor de volksgezondheid en dierengezondheid, dat het gerechtvaardigd is zowel de erkenning van de slachterij en de erkenning van de uitsnijderij voor een periode van 14 dagen te schorsen, teneinde nader onderzoek te kunnen verrichten.
Na het onderzoek ter zitting te hebben gesloten heeft de voorzieningenrechter aan partijen de beslissing en de gronden van de beslissing medegedeeld.
Beslissing:
De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe wat betreft de schorsing van de erkenningen van de slachterij en de uitsnijderij voor het slachten van runderen en varkens en het uitsnijden van vlees van deze dieren. Voor het overige wijst de voorzieningenrechter het verzoek af.
Voorts veroordeelt de voorzieningenrechter verweerder in de kosten die verzoekster in verband met het verzoek om voorlopige voorziening redelijkerwijs heeft moeten maken, welke kosten overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht worden vastgesteld op € 874,- (zegge: achthonderdvierenenzeventig euro), te weten 1 punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met wegingsfactor 1 (gemiddeld) en een waarde per punt van
€ 437,-.
Tevens dient het griffierecht (€ 310,-) door verweerder aan verzoekster te worden vergoed.
Gronden:
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het door verweerder aangevoerde onderzoeksbelang dat ten grondslag ligt aan de stillegging van de slacht van de paarden zwaarder dient te wegen dan het belang van verzoekster bij voorzetting daarvan. Gelet op de aard en de hoeveelheid van de geconstateerde onregelmatigheden, welke constateringen onvoldoende door verzoekster zijn betwist, is de stillegging van de slacht van paarden teneinde nader onderzoek te kunnen doen, gerechtvaardigd.
Dit geldt evenwel niet voor de stillegging van de slacht van varkens en runderen en het uitsnijden van deze dieren. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat daarbij (anders dan incidenteel in het verleden) onregelmatigheden zijn geconstateerd. De gemachtigde van verweerder heeft niet kunnen onderbouwen dat in het belang van het onderzoek (voortzetting van) de schorsing van de erkenningen, voor zover deze het slachten en uitsnijden van runderen en varkens betreffen, noodzakelijk is. Aangezien het evident is dat verzoekster door de stillegging van alle activiteiten van haar slachthuis en uitsnijderij ernstig in haar economische belangen wordt getroffen bestaat bij afweging van de belangen aanleiding voor (gedeeltelijke) inwilliging van het verzoek
w.g. E.R. Eggeraat w.g. P.M. Beishuizen