ECLI:NL:CBB:2012:BY0499
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Voorlopige voorziening
- E.R. Eggeraat
- P.M. Beishuizen
- Rechtspraak.nl
Schorsing van erkenning slachthuis en uitsnijderij wegens onregelmatigheden in paardenpaspoorten
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 14 augustus 2012 uitspraak gedaan over een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening. Verzoekster, A B.V. te B, heeft een verzoek ingediend om schorsing van een besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, dat op 9 augustus 2012 was genomen. Dit besluit schorste de erkenning van het slachthuis van verzoekster voor de slacht van hoefdieren, met ingang van 7 augustus 2012, voor een termijn van 14 dagen. De schorsing was het gevolg van ernstige onregelmatigheden die waren geconstateerd door een officiële dierenarts van de NVWA bij de controle van 41 aangeboden paarden ter slachting. De dierenarts had vastgesteld dat bij verschillende paardenpaspoorten ernstige twijfels bestonden over de echtheid en dat sommige paarden niet geschikt waren voor menselijke consumptie.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen het belang van de volksgezondheid en dierengezondheid zwaarder laten wegen dan het belang van verzoekster bij voortzetting van de slacht. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de tekortkomingen in de paardenpaspoorten en de controle daarvan door verzoekster niet op orde waren, wat grote gevolgen kon hebben voor de volksgezondheid. Daarom was het gerechtvaardigd om de erkenning van de slachterij en de uitsnijderij voor een periode van 14 dagen te schorsen, zodat nader onderzoek kon worden verricht.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek tot schorsing van de erkenningen van de slachterij en de uitsnijderij voor het slachten van runderen en varkens en het uitsnijden van vlees van deze dieren toegewezen, maar het verzoek voor de stillegging van de slacht van paarden werd afgewezen. Tevens werd de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, die op € 874,- werden vastgesteld, en het griffierecht van € 310,- diende door verweerder aan verzoekster te worden vergoed. De voorzieningenrechter concludeerde dat de stillegging van de slacht van paarden gerechtvaardigd was, maar dat er onvoldoende bewijs was voor onregelmatigheden bij de slacht van runderen en varkens.