3. De beoordeling van het beroep
3.1 Appellant heeft allereerst een algemene grief opgeworpen tegen de vaststelling van de feiten door de raad van tucht.
Het College stelt voorop dat volgens vaste jurisprudentie van het College (zie onder meer de uitspraak van 3 februari 2011, AWB 08/900, <www.rechtspraak.nl>, LJN: BP8461) de tuchtrechter in eerste aanleg niet is gehouden alle hem gebleken feiten in de tuchtbeslissing op te nemen, maar zich mag beperken tot de volgens hem relevante feiten. Voorts heeft appellant weliswaar ten aanzien van een aantal feiten betoogd dat deze onjuist zouden zijn weergegeven, maar hij heeft nagelaten uiteen te zetten op welke wijze dit de uiteindelijke beslissing heeft beïnvloed. Voor zover zou blijken dat een onvolledige opsomming van de feiten van invloed is geweest op de beoordeling van de klacht door de raad van tucht, zal dit aan de orde kunnen komen bij de beoordeling van de grieven tegen het desbetreffende onderdeel van bestreden tuchtbeslissing.
Deze grief faalt.
3.2 Appellant heeft een grief opgeworpen tegen de formulering van de klacht. Appellant stelt dat de raad van tucht de klachtonderdelen onvolledig heeft geformuleerd.
Het College overweegt als volgt.
De raad van tucht heeft de klacht van appellant in overweging 3. zakelijk samengevat. Het staat de raad van tucht vrij een klacht zakelijk samen te vatten, zeker indien sprake is van een klacht die omvangrijk is en niet in alle opzichten duidelijk is gestructureerd, zoals de onderhavige klacht. Dat de raad van tucht niet alle argumenten, die appellant ter onderbouwing van zijn klacht heeft aangedragen in de samenvatting van de klacht heeft betrokken, betekent niet dat de klacht onjuist is weergegeven en evenmin dat de raad van tucht niet tot een juiste interpretatie van de aan de klacht ten grondslag liggende feiten heeft kunnen komen.
De grief wordt verworpen.
3.3 Appellant komt vervolgens op tegen de ongegrondverklaring van klachtonderdelen A en C. Appellant heeft geen grief geformuleerd tegen de beoordeling van klachtonderdeel B.
Klachtonderdeel A
3.4 Ten aanzien van de beoordeling van klachtonderdeel A heeft appellant gesteld dat hij wel degelijk heeft betwist dat er eerder dan 3 september 2007 een kantoorhandboek heeft bestaan en dat betrokkene, in zijn hoedanigheid als partner, heeft gehandeld in strijd met de Verordening Accountantsorganisaties, respectievelijk artikel A-100.14 van de Verordening gedragscode (hierna: VGC), doordat er geen klokkenluidersregeling op de website was geplaatst. Appellant stelt voorts dat de raad van tucht onderdelen van klachtonderdeel A, inhoudende dat betrokkene de functie van compliance officer niet naar behoren heeft uitgeoefend, onbehandeld heeft gelaten.
Het College overweegt als volgt.
De raad van tucht heeft de omvangrijke en weinig gestructureerde klacht van appellant kernachtig samengevat in die zin dat betrokkene als compliance officer niet naar behoren heeft gereageerd op de melding van appellant dat hij door een client van het kantoor van betrokkene is geïntimideerd. De raad van tucht heeft in overweging 5.4 van de bestreden tuchtbeslissing beschreven welke werkzaamheden betrokkene heeft uitgevoerd naar aanleiding van de intimidatiemelding van appellant bij brief van 15 oktober 2007. Tot deze werkzaamheden behoren ook die handelingen waarvan appellant stelt dat de raad van tucht deze ten onrechte onbesproken heeft gelaten. Nu de raad van tucht heeft geoordeeld dat appellant de handelwijze van betrokkene niet, danwel onvoldoende gemotiveerd heeft betwist ontbeert appellants stelling dat de raad van tucht de betreffende klachtonderdelen onbesproken heeft gelaten feitelijke grondslag.
Voor zover appellant in beroep opnieuw heeft verzocht om in dit verband dossieronderzoek te doen, respectievelijk D als getuige te horen, heeft hij dit verzoek wederom niet met feiten onderbouwd, zodat niet inzichtelijk is gemaakt dat D beschikt over informatie met betrekking tot het door appellant ter zake gestelde. Nu appellant ook overigens heeft nagelaten klachtonderdeel A te onderbouwen, ziet het College geen aanleiding daarover anders te oordelen dan de raad van tucht.
De grief faalt.
Klachtonderdeel C
3.5 De grief gericht tegen de ongegrondverklaring van klachtonderdeel C valt in twee verschillende onderdelen uiteen.
3.5.1 Appellant stelt in de eerste plaats dat het onbegrijpelijk is dat de raad van tucht niet op basis van een tweetal citaten uit e-mailberichten van E aan betrokkene van 22 juli 2007 en 23 juli 2007 heeft geoordeeld dat betrokkene meerdere keren door E is geïntimideerd.
Met de raad van tucht is het College van oordeel dat de enkele verwijzing naar de citaten: