ECLI:NL:CBB:2012:BX7075

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
4 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/336
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M.A. van der Ham
  • H.A.B. van Dorst-Tatomir
  • P. Fortuin
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen overleden registeraccountant niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak, behandeld door het College van Beroep voor het bedrijfsleven, stond de klacht van C B.V. tegen registeraccountant A centraal. De klacht, ingediend op 23 januari 2009, was gegrond verklaard door de raad van tucht voor registeraccountants, die op 10 februari 2010 een schriftelijke berisping aan A oplegde. A, die op dat moment in beroep ging tegen deze beslissing, overleed op 17 maart 2011. Het College ontving op 2 november 2011 een faxbericht van de accountantskamer waarin dit overlijden werd bevestigd.

Het College constateerde dat de wetgeving geen regeling biedt voor de gevolgen van het overlijden van een appellant in een tuchtprocedure. Gezien de aard van de tuchtrechtelijke maatregelen, die punitief en afschrikwekkend van aard zijn, en het feit dat deze maatregelen door het overlijden van A geen effect meer kunnen sorteren, concludeerde het College dat het belang bij de zaak was komen te vervallen. Dit leidde tot de beslissing dat de klacht tegen A alsnog niet-ontvankelijk was.

De uitspraak werd gedaan op 4 september 2012, waarbij het College de bestreden tuchtbeslissing vernietigde en de klacht niet-ontvankelijk verklaarde. De griffier, mr. S.D.M. Michael, was aanwezig bij de uitspraak, die openbaar werd gedaan.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 10/336 4 september 2012
20150 Wet tuchtrechtspraak accountants
Uitspraak in de zaak van:
A, registeraccountant, laatstelijk gewoond hebbende te B, appellant van een beslissing van de raad van tucht voor registeraccountants en Accountants-Administratieconsulenten te Amsterdam (hierna: de raad van tucht), gewezen op 10 februari 2010.
Bij voormelde beslissing heeft de raad van tucht de klacht die C B.V., gevestigd te D (hierna: klaagster), bij brief van 23 januari 2009 heeft ingediend tegen appellant gegrond verklaard en aan appellant de maatregel van een schriftelijke berisping opgelegd.
Bij een op 9 april 2010 ontvangen beroepschrift heeft appellant tegen die beslissing beroep bij het College ingesteld.
De accountantskamer heeft bij brief van 26 april 2010 op de zaak betrekking hebbende stukken doen toekomen aan de griffier van het College.
Bij faxbericht van 2 november 2011 heeft de accountantskamer het College stukken doen toekomen waaruit blijkt dat appellant op 17 maart 2011 is overleden.
Het College stelt vast dat de toepasselijke regelgeving niet voorziet in een regeling van de gevolgen van deze situatie.
Gelet op de omstandigheden dat de op grond van het onderhavige tuchtrecht eventueel op te leggen maatregelen een min of meer punitief en afschrikwekkend karakter hebben en deze maatregelen door het overlijden van appellant geen effect meer kunnen sorteren is door het overlijden van appellant het belang bij de zaak komen te ontvallen (vergelijk het arrest van Europese Hof voor de Rechten van de Mens van 29 augustus 1997, nr. 19958/92, A.P., M.P. and T.P. v. Switzerland (www.hudoc.echr.coe.int)).
Het vorenstaande leidt ertoe dat de klacht tegen appellant alsnog niet-ontvankelijk is, zodat de bestreden tuchtbeslissing om die reden zal worden vernietigd.
Dienovereenkomstig wordt beslist.
Beslissing
Het College:
- vernietigt de bestreden tuchtbeslissing;
- verklaart de klacht alsnog niet-ontvankelijk.
Aldus gewezen door mr. M.A. van der Ham, mr. H.A.B. van Dorst-Tatomir en mr. P. Fortuin, in tegenwoordigheid van mr. S.D.M. Michael, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 4 september 2012.
w.g. M.A. van der Ham w.g. S.D.M. Michael