ECLI:NL:CBB:2012:BW7868
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Tuchtrechtelijke klacht tegen registeraccountants en de beoordeling van hoor en wederhoor
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 31 mei 2012, wordt een tuchtrechtelijke klacht behandeld die door appellant A is ingediend tegen de registeraccountants B RA, C RA en D RA. De klacht betreft het gebruik van een memo in een maatschapvergadering, waarin geen hoor en wederhoor is toegepast. De procedure startte met een beroepschrift dat op 12 mei 2010 werd ingediend tegen een eerdere beslissing van de raad van tucht, die op 15 maart 2010 was genomen. De raad van tucht had de klacht van appellant niet inhoudelijk behandeld vanwege tijdsverloop, wat door het College als onterecht werd beoordeeld.
Tijdens de zittingen, waarbij appellant in persoon verscheen en werd bijgestaan door zijn gemachtigde, werd de zaak behandeld. De betrokkenen waren niet aanwezig, maar werden vertegenwoordigd door hun gemachtigden. Het College oordeelde dat de raad van tucht de klacht ten onrechte niet inhoudelijk had behandeld en besloot de zaak zelf af te doen. Het College concludeerde dat appellant voldoende gelegenheid had gekregen om te reageren op het memo, maar dat hij daar slechts in beperkte mate gebruik van had gemaakt. De klacht werd uiteindelijk ongegrond verklaard, en de beslissing van de raad van tucht werd vernietigd.
De uitspraak benadrukt het belang van hoor en wederhoor in tuchtrechtelijke procedures, maar stelt ook vast dat voldoende gelegenheid tot reactie is geboden. De beslissing van het College is gebaseerd op de Wet op de Registeraccountants en de relevante gedragsregels die van toepassing waren ten tijde van de gedragingen van de betrokkenen. Het College heeft de klacht ongegrond verklaard en de eerdere beslissing van de raad van tucht vernietigd.