6. De beoordeling van het geschil
6.1 Tussen partijen is allereerst in geschil of in het kader van de Uitvoeringsregeling het distributienet een bestanddeel is van de in het geding zijnde warmtepomp en daarmee is aan te merken als een energie-investering in de zin van artikel 3.42, tweede lid, Wet IB 2001.
Het College heeft in zijn uitspraken van 7 mei 2002 (AWB 01/244, LJN AE2895) en 8 december 2008 (AWB 11/223, LJN BG 80440) geoordeeld dat het beleidsuitgangspunt van verweerder, dat tot de bestanddelen van bedrijfsmiddelen tevens voorzieningen worden gerekend die technisch noodzakelijk zijn voor en uitsluitend dienstbaar zijn aan deze bedrijfsmiddelen, niet onredelijk is. Het hanteren van dit beleidsuitgangspunt voor alle voorzieningen van een bedrijfsmiddel, ook als de door de aanvrager opgevoerde voorzieningen niet zijn opgenomen in de omschrijving van het betreffende bedrijfsmiddel in de Energielijst, heeft het College evenzeer niet onredelijk geoordeeld.
6.2 Verweerder heeft in het geval van appellante genoemd beleidsuitgangspunt op een juiste wijze toegepast. Zoals het College ook al overwoog in voornoemde uitspraak van 8 december 2008 bestaat het hierboven weergegeven beleidsuitgangspunt van verweerder uit twee cumulatieve eisen: "technisch noodzakelijk voor" en "uitsluitend dienstbaar aan". Wanneer een voorziening niet voldoet aan één van deze twee eisen, is deze reeds om die reden niet aan te merken als een bestanddeel van het bedrijfsmiddel dat in aanmerking komt voor een energie-investeringsaftrek als bedoeld in artikel 3.42, tweede lid, Wet IB 2001. Op grond van de stukken, waarin appellante de werking van de installatie aan de hand van een schematische weergave heeft toegelicht, komt het College tot het oordeel dat het distributienet niet uitsluitend dienstbaar is aan de warmtepomp. Weliswaar dient de warmtepomp in verband met een minimale volumestroom in de opstelling van appellante op het distributienet te zijn aangesloten teneinde te kunnen functioneren en een energiebesparing te kunnen generen, doch dit betekent niet dat het gehele distributienet als zodanig uitsluitend dienstbaar is aan de werking van de warmtepomp. Het distributienet dient immers voor het transport van warmte en koude naar de afnamepunten en heeft derhalve een zelfstandige functie.
6.3 Uit het vorenstaande volgt dat de stelling van appellante dat een optimale werking van alle I/O-poorten noodzakelijk is om te kunnen voldoen aan het criterium "nuttig gebruik van energie", zodat alle I/O-poorten geen zelfstandige betekenis hebben en derhalve technisch noodzakelijk zijn voor en uitsluitend dienstbaar zijn aan het functioneren van de warmtepomp, faalt. Het enkele feit dat alle I/O-poorten van belang zijn voor een nuttig gebruik van energie brengt niet met zich mee dat deze voorzieningen technisch noodzakelijk zijn voor en uitsluitend dienstbaar zijn aan de warmtepomp, zoals appellante stelt. Nu appellante overigens de juistheid van de uitvoerig gemotiveerde uiteenzetting van verweerder dat 29 van de in totaal 62 I/O-poorten niet zijn toe te rekenen aan de warmtepomp, maar aan andere functies, niet nader heeft betwist, gaat het College uit van de juistheid daarvan. Het College stelt vast dat appellante tegen de door verweerder in dit verband toegepaste pro rato berekening van de kosten die voor energie-investeringsaftrek in aanmerking komen geen beroepsgrond(en) heeft ingediend.
6.4 Voor zover appellante stelt dat het afgiftenet, dat wil zeggen de leidingen van de warmtepomp naar de verdelers van het afgiftenet, essentieel is voor een goede werking van het systeem en aanvoert dat verweerder ten onrechte de kosten voor de "warmtedistributie van de technische ruimte naar de verdelers" en de daarmee gepaard gaande "graafwerkzaamheden voor de distributieleidingen" buiten beschouwing heeft gelaten, ziet zij er wederom aan voorbij dat het afgiftenet niet technisch noodzakelijk is voor en uitsluitend dienstbaar is aan de warmtepomp. Zoals verweerder met juistheid heeft betoogd is het dienstbaar aan het warmteafgiftesysteem en heeft het dus een zelfstandige functie. Dit geldt evenzeer voor het graafwerk voor de distributieleidingen die dienstbaar zijn aan het afgiftenet.
6.5 Nu appellante, tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder, haar stelling dat bestrating van de bronputten, respectievelijk de "KPN-lijn op afstand ADSL" technisch noodzakelijk is voor en uitsluitend dienstbaar is aan de warmtepomp niet nader met feiten heeft onderbouwd, gaat College daaraan voorbij.
6.6 Het beroep is ongegrond. Het College ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.