ECLI:NL:CBB:2012:BW5673
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen uitspraak accountantskamer over informatieverstrekking door accountant
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van A RA tegen een uitspraak van de accountantskamer van 13 juli 2010, waarin de klacht van appellant ongegrond werd verklaard. De klacht betreft het al dan niet onjuist verstrekken van informatie door de accountant in het kader van een civiele procedure. Appellant stelt dat er problemen zijn ontstaan met klanten omdat de accountant, I, originele stukken die eigendom zijn van Achmea onder zich houdt en niet wil afgeven. Dit heeft geleid tot een bedreiging van de zakelijke relatie met deze klanten. De accountantskamer heeft in haar uitspraak de klacht op beide onderdelen ongegrond verklaard.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft het procesverloop in hoger beroep besproken, waarbij appellant en betrokkene in persoon zijn verschenen. Appellant heeft vier grieven aangevoerd tegen de vaststelling van de feiten door de accountantskamer en twee grieven tegen de ongegrondverklaring van de klacht. Het College overweegt dat de accountantskamer niet gehouden is om alle door partijen gestelde feiten op te nemen in haar uitspraak. De grieven van appellant worden verworpen, omdat de accountantskamer naar het oordeel van het College niet onterecht heeft geoordeeld over de verantwoordelijkheden van Achmea en de detachering van appellant.
Het College concludeert dat de grieven van appellant niet slagen en dat de accountantskamer terecht heeft geoordeeld dat er geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen heeft plaatsgevonden. De beslissing van het College is dat het hoger beroep ongegrond wordt verklaard, waarmee de uitspraak van de accountantskamer in stand blijft.