2.2 Bij besluit van 10 september 2010 heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Daartoe werd overwogen dat het besluit bekend is gemaakt door toezending aan de toenmalige gemachtigde van appellante. Verweerder mocht ervan uitgaan dat sprake was van een gemachtigde, nu het verzoek om restitutie is opgesteld en ingediend door de heer X. Daarna heeft de heer X nog tweemaal telefonisch en eenmaal schriftelijk (op 5 maart 2004) contact opgenomen met verweerder, steeds namens appellante. De heer X trad dus op als gemachtigde van appellante. Duidelijk is dat het besluit ook is ontvangen door Claus Accountants, waar de heer X werkzaam was. Het bezwaar van 19 november 2007 is buiten de bezwaartermijn van zes weken gemaakt. Deze termijnoverschrijding is niet verschoonbaar.
2.3 Appellante betoogt dat de heer X nooit als gemachtigde van appellante heeft opgetreden. Op het aanvraagformulier is weliswaar de naam van Claus Accountants ingevuld, maar slechts op de ruimte bestemd voor ?Naam en adres van uw boekhouder of administratiekantoor?. Hoewel de aanvraag via Claus Accountants is gelopen is de aanvraag door appellante ingediend. De heer A, werkzaam bij appellante, is als contactpersoon opgegeven en de heer X heeft ?i.o.?, in opdracht van de heer A, getekend.
Bij twijfel over de machtiging had verweerder dat kunnen navragen, dan wel een kopie aan appellante kunnen sturen. Verweerder heeft ook nooit om een schriftelijke volmacht van Claus Accountants gevraagd.
Subsidiair stelt appellante dat het niet-ontvankelijk verklaren wegens een beperkte overschrijding van de bezwaartermijn achterwege moet blijven, nu verweerder zo lang heeft gedaan over het nemen van een beslissing op bezwaar.
2.4 Partijen zijn verdeeld over de vraag of verweerder in het onderhavige geval de heer X terecht als gemachtigde van appellante heeft aangemerkt.
Het College stelt voorop dat het optreden van een gemachtigde tot gevolg heeft dat het contact van verweerder met een belanghebbende in beginsel via de gemachtigde verloopt. Of er sprake is van de aanwezigheid van een gemachtigde zal moeten blijken uit de feitelijke omstandigheden. Met betrekking tot die feitelijke omstandigheden stelt het College in het onderhavige geval het volgende vast.
Op 28 november 2003 heeft verweerder een aanvraagformulier ontvangen waarmee restitutie van betaalde heffingen wordt verzocht. Dit aanvraagformulier staat op naam van appellante en vermeldt de naam A – niet in geschil is dat dit de vertegenwoordiger van appellante is - als contactpersoon. Zoals appellante terecht heeft gesteld wordt op het aanvraagformulier bij de ruimte die is bestemd voor ?Naam en adres van uw boekhouder of administratiekantoor?, de naam Claus Accountants vermeld. Niet in geschil is dat het aanvraagformulier in opdracht van appellante is ondertekend door de heer X en dat de heer X destijds werkzaam was bij Claus Accountants. Vervolgens heeft de heer X verweerder bij brief van 5 maart 2004 stukken toegestuurd. In die brief heeft de heer X gesteld dat hij namens appellante stukken toestuurt met betrekking tot het gedane verzoek en voorts dat hij de beoordeling door verweerder met belangstelling tegemoet ziet. Tevens heeft de heer X, zo heeft verweerder gesteld en is door appellante niet weersproken, gaandeweg de procedure telefonisch contact opgenomen met verweerder over het verloop van de procedure.
Naar het oordeel van het College heeft verweerder, gegeven die hierboven vastgestelde feitelijke omstandigheden, de heer X terecht aangemerkt als gemachtigde van appellante. Het is in een dergelijk geval aan appellante of de heer X om verweerder in kennis te stellen van het feit dat de heer X niet langer zal optreden als gemachtigde van appellante. Nu van een dergelijke mededeling niet is gebleken, mocht verweerder aannemen dat de heer X ook na verloop van tijd nog als gemachtigde van appellante optrad.
Dat geen schriftelijke machtiging was overgelegd doet aan het vorenstaande niet af nu een bestuursorgaan ingevolge artikel 2:1, tweede lid, van de Awb niet verplicht is deze te verlangen.
Nu het besluit tot afwijzing van het verzoek om restitutie op 6 april 2007 is toegestuurd aan de gemachtigde van appellante - niet in geschil is dat het besluit daags daarna door de gemachtigde is ontvangen - is het besluit op de voorgeschreven wijze bekendgemaakt en is de termijn als bedoeld in artikel 6:7 Awb aangevangen. Nu het bezwaarschrift eerst is ingediend op 22 november 2007 is het bezwaar buiten deze termijn ingediend.
2.5 Appellante betoogt subsidiair dat de overschrijding van de bezwaartermijn verschoonbaar is. Het College is van oordeel dat de door appellante aangevoerde lange beslistermijn van verweerder niet tot gevolg heeft dat sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding. Verweerder heeft het bezwaar dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
2.6 Het College zal het beroep ongegrond verklaren. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.