ECLI:NL:CBB:2012:BV6143

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
2 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/156
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid College van Beroep voor het bedrijfsleven inzake verzoek om openbaarmaking op grond van de Wet openbaarheid van bestuur

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 2 februari 2012 uitspraak gedaan in het hoger beroep van B en S Management Rhoon B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 13 januari 2011. De rechtbank had het beroep van appellante gegrond verklaard en het besluit van De Nederlandsche Bank (DNB) om het verzoek om inzage in bepaalde dossiers af te wijzen, vernietigd. DNB had het verzoek van appellante, gedaan op 5 februari 2010, afgewezen op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). DNB verklaarde het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk, wat leidde tot het hoger beroep bij het College.

Het College heeft zich ambtshalve de vraag gesteld of het bevoegd was om kennis te nemen van het hoger beroep. Het College heeft vastgesteld dat het bestreden besluit van DNB was genomen op basis van de Wob, maar dat deze wet niet is opgenomen in de bijlage van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie (Wbbo). Hierdoor kon er geen hoger beroep worden ingesteld bij het College. Het College heeft zich daarom onbevoegd verklaard om van het hoger beroep kennis te nemen en heeft het hoger beroep doorgezonden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, conform artikel 47 van de Wet op de Raad van State.

De beslissing van het College houdt in dat het de griffier heeft opgedragen om het door appellante betaalde griffierecht van € 454,- terug te betalen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, wat betekent dat de kosten voor de procedure niet worden vergoed.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 11/156 2 februari 2012
21700 Wet toezicht trustkantoren
Uitspraak inzake het hoger beroep van:
B en S Management Rhoon B.V., te Poortugaal, appellante, tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 13 januari 2011, AWB 10/3221 WOB T2, in het geding tussen appellante
en
De Nederlandsche Bank (hierna: DNB), te Amsterdam.
Gemachtigde van appellante: A,
Gemachtigde van DNB: mr. S.M.C. Nuyten, advocaat te Amsterdam.
1. Het procesverloop
Bij brief van 16 maart 2010 heeft DNB het verzoek van appellante van 5 februari 2010 om inzage in bepaalde dossiers met toepassing van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) afgewezen.
Bij besluit van 22 juli 2010 heeft DNB het hiertegen gerichte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 13 januari 2011 (te raadplegen op www.rechtspraak.nl, LJN: BP1387), verzonden op 18 januari 2011, heeft de rechtbank het door appellante daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, het bezwaar ongegrond verklaard en bepaald dat haar uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit.
Tegen voornoemde uitspraak heeft appellante hoger beroep ingesteld bij brief van 23 februari 2011, bij het College binnengekomen op 24 februari 2011.
Bij brief van 9 mei 2011 heeft DNB een verweerschrift ingediend.
Op 8 november 2011 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij de gemachtigden van partijen hun standpunten hebben toegelicht.
2. De beoordeling van het geschil
2.1 Ingevolge artikel 20, eerste lid, van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven hoger beroep instellen tegen een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht, inzake een besluit, genomen op grond van een wettelijk voorschrift dat is opgenomen in de bijlage die bij deze wet behoort.
Het College ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of het bevoegd is kennis te nemen van het door appellante ingestelde hoger beroep, dat is gericht tegen de uitspraak van de rechtbank over het besluit op bezwaar van 22 juli 2010. Op grond van artikel 22, eerste lid, Wbbo beoordeelt het College allereerst op grond van welk voorschrift het bestreden besluit is genomen. Hierover overweegt het College het volgende.
Appellant heeft DNB enkel op grond van de Wob verzocht om verstrekking van informatie met betrekking tot een aantal in het verzoek nader genoemde dossiers betrekking hebbend op trustkantoren. Blijkens de motivering van zowel de brief van 16 maart 2010 – het besluit in primo – als het besluit van 22 juli 2010 heeft DNB het informatieverzoek afgewezen op grond van artikel 1a, aanhef en onder d, Wob en artikel 1, aanhef en onder b, van het Besluit bestuursorganen WNo en Wob. DNB stelt in deze bepalingen uitgezonderd te zijn van de toepassing van de Wob voor het verstrekken van de gevraagde informatie.
Naar het oordeel van het College volgt uit het voorgaande dat het bij de rechtbank bestreden besluit is genomen op grond van de Wob.
Aangezien de Wob niet is opgenomen in de bijlage als bedoeld in artikel 20, eerste lid, Wbbo kon tegen de uitspraak van de rechtbank geen hoger beroep worden ingesteld bij het College. Gelet op het voorgaande acht het College zich ten aanzien van het onderhavige hoger beroep onbevoegd.
2.3 Gelet op artikel 47, eerste lid, van de Wet op de Raad van State zal het College het hoger beroep met toepassing van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht doorzenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
2.4 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. De beslissing
Het College
- verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen;
- bepaalt dat de griffier van het College aan appellante het door haar betaalde griffierecht ten bedrag van € 454,- (zegge:
vierhonderdvijfenveertig euro) voor de behandeling van het hoger beroep terugbetaalt.
Aldus gewezen door mr. E.R. Eggeraat, mr. M.M. Smorenburg en mr. C.J. Borman, in tegenwoordigheid van mr. A. Graefe als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 2 februari 2012.
w.g. E.R. Eggeraat w.g. A. Graefe