ECLI:NL:CBB:2012:BV2035

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
16 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/1179
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • E.R. Eggeraat
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake EG-erkenning slachthuis

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 16 januari 2012 uitspraak gedaan over een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening. Verzoeker, A h.o.d.n. B, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, dat de erkenning van zijn slachthuis voor de slacht van hoefdieren met ingang van 2 januari 2012 was geschorst. Verzoeker stelde dat de voorwaarden die aan de opheffing van de schorsing waren verbonden, waaronder een beperking van het aantal te slachten dieren tot 50 per dag, zijn bedrijf financieel in gevaar brachten.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker door het besluit van 28 december 2011 zijn voornaamste doel had bereikt, maar dat de opgelegde voorwaarden, zoals het aantal slachtingen en de kosten van toezicht, een zware financiële last vormden. Verzoeker gaf aan dat de extra kosten van € 200.000,- zijn reguliere winstcapaciteit ver te boven gingen, wat leidde tot de financiële ondergang van zijn bedrijf.

Na beoordeling van de situatie heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat er voldoende spoedeisend belang was om in te grijpen. De voorzieningenrechter heeft besloten dat verzoeker gedurende drie dagen per week maximaal 83 runderen per dag mag slachten, in plaats van de eerder opgelegde 50. Dit besluit is genomen om te waarborgen dat het slachtproces conform de geldende regels kan plaatsvinden en om de levensvatbaarheid van het bedrijf van verzoeker te beschermen. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 874,-, en dient verweerder het griffierecht van € 152,- te vergoeden.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
Voorzieningenrechter
AWB 11/1179 16 januari 2012
7900 EG-erkenning slachthuis
Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak van:
A h.o.d.n. B, te C, verzoeker,
gemachtigde: F.T.M. Peters, werkzaam bij WZ Advies B.V. te Rijen,
tegen
de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, verweerder,
gemachtigde: mr. J.C.Q. Bult, werkzaam bij verweerder.
1. De procedure
Bij besluit van 28 december 2011 heeft verweerder de schorsing van erkenning van het slachthuis van verzoeker voor de slacht van als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren, met ingang van 2 januari 2012 opgeheven, onder het stellen van voorwaarden.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 30 december 2011 bezwaar gemaakt. Ter zitting heeft de voorzieningenrechter geconstateerd dat het ondertekende bezwaarschrift in handen van verweerders gemachtigde is gesteld.
Bij brief van dezelfde datum heeft verzoeker zich tot de voorzieningenrechter van het College gewend met het verzoek een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief van 9 januari 2012 heeft verweerder een reactie op het verzoek ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting op 13 januari 2012. Verzoeker is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is bij gemachtigde verschenen, vergezeld door D, toezichthoudend dierenarts op het slachthuis van verzoeker, werkzaam bij de nieuwe Voedsel- en Warenautoriteit.
2. De beoordeling van het geschil
2.1 De voorzieningenrechter heeft bij uitspraak van 29 december 2011 afgewezen het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, dat was ingediend hangende het bezwaarschrift, gericht tegen het besluit van 16 december 2011, waarbij de erkenning van verzoekers slachthuis is geschorst. Overwogen is dat verzoeker als gevolg van het besluit van 28 december 2011 zijn voornaamste doel had bereikt, aangezien het slachthuis met ingang van 2 januari 2012 weer in bedrijf kon zijn.
2.2 Aan het besluit van 28 december 2012 is een aantal voorwaarden verbonden, welke betrekking hebben op het geven van instructies aan het personeel, het aantal te slachten dieren (50 maximaal per dag, op maandag, woensdag en vrijdag), de beschrijving van het procesbeheerssysteem, en een periode van verscherpt toezicht van 2 januari 2012 tot
13 februari 2012 door een tweede toezichthouder. De kosten daarvan zullen op verzoeker worden verhaald.
2.3 Verzoeker heeft te kennen gegeven dat de forse beperkingen van het aantal te slachten dieren in combinatie met de kosten van het verdubbelde toezicht, een extra kostenpost betreft van € 200.000,-. Dit bedrag gaat volgens verzoeker de reguliere winstcapaciteit van zijn bedrijf ver te boven. Dit betekent de financiële ondergang van het bedrijf.
Verzoeker heeft voorts te kennen gegeven dat hij sinds 2 januari 2012 per toegestane slachtdag niet meer dan ongeveer 25 tot 30 runderen slacht. Gelet op alle extra kosten die het besluit van 28 december 2011 met zich brengt, leidt zijn bedrijf bij dit beperkte aantal slachtingen nog het minste verlies.
2.4 D voornoemd heeft ter zitting toegelicht dat het slachtproces sinds 2 januari 2012 goed verloopt, maar dat mogelijk sprake is van een vertekend beeld. Door het relatief geringe aantal slachtingen in combinatie met de door verzoeker getroffen maatregelen is het slachtproces heel goed te hanteren. In dit verband is opgemerkt dat, wanneer verzoeker dit aantal slachtingen tot 13 februari 2012 blijft verrichten, er op dat moment geen oordeel over een representatief aantal slachtingen gedurende een bepaalde periode kan worden gegeven.
D heeft voorts meegedeeld verzoeker te hebben toegezegd dat een zeer beperkt aantal noodslachtingen niet wordt opgeteld bij het toegestane aantal en zonodig ook op dinsdag of donderdag kan plaatsvinden.
2.5 De voorzieningenrechter is van oordeel dat sprake is van voldoende spoedeisend belang. Niet is uitgesloten dat het voortbestaan van het bedrijf wordt bedreigd en dat een blijvend financieel nadeel zal kunnen optreden in de vorm van verlies van aanbieders die runderen bij verzoeker laten slachten.
2.6 De voorzieningenrechter ziet aanleiding tot het treffen van een voorziening in die zin dat het verzoeker wordt toegestaan om maximaal 83 runderen per dag te slachten, gedurende drie dagen per week, op maandag, woensdag en vrijdag. In zoverre zal het besluit van verweerder van 28 december 2011 worden geschorst. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
Gebleken is dat het aantal slachtingen dat verzoeker thans verricht geen representatief beeld vormt op basis waarvan verweerder rond 13 februari 2012 een oordeel kan geven of het slachtproces conform de geldende regels, waaronder de protocollen en het plan van aanpak, geschiedt. Voorts heeft verzoeker gesteld, hetgeen niet gemotiveerd door verweerder is weersproken, dat zijn bedrijf bij het geringe aantal slachtingen dat hij thans verricht, het minste verlies lijdt en wanneer het thans toegestane aantal van maximaal 50 slachtingen wordt verricht, zijn bedrijf meer verlies lijdt waarbij de levensvatbaarheid van zijn bedrijf in gevaar komt.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter dient onder die omstandigheden verzoeker in de gelegenheid te worden gesteld om bij een aantal van maximaal 83 slachtingen per dag (het aantal runderen dat verzoeker mocht slachten voor de schorsing van de erkenning) het slachtproces conform de ter zake geldende regels te laten plaatsvinden. Dan kan worden beoordeeld of de door verzoeker getroffen maatregelen het gewenste resultaat opleveren. Gegeven het feit dat tot 13 februari a.s. verscherpt toezicht wordt uitgeoefend lijkt de kans dat tot dat moment opnieuw ernstige problemen bij het slachtproces optreden niet groot. Dit laat onverlet dat verweerder, ook na 13 februari a.s., bij overtredingen (feitelijke) maatregelen kan treffen, zoals het vertragen of tijdelijk onderbreken van het slachtproces. Desnoods kan opheffing van deze voorlopige voorziening worden verzocht.
2.7 De voorzieningenrechter ziet aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht te veroordelen in de proceskosten aan de zijde van verzoeker, zijnde de kosten van de door zijn gemachtigde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
3. De beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe, in die zin dat verweerders besluit van 28 december
2011, voor zover daarin is bepaald dat verzoeker maximaal 50 slachtingen per dag (op maandag, woensdag en vrijdag)
mag verrichten, wordt geschorst en dat het maximale aantal slachtingen op genoemde dagen 83 bedraagt;
- bepaalt dat de voorlopige voorziening voortduurt tot zes weken na de beslissing op het bezwaarschrift;
- wijst het verzoek voor het overige af;
- veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure aan de zijde van verzoeker, vastgesteld op € 874,- (zegge:
achthonderd vierenzeventig euro);
- bepaalt dat verweerder aan verzoeker vergoedt het door hem betaalde griffierecht ad € 152,- (zegge: honderdtweeënvijftig
euro).
Aldus gewezen door mr. E.R. Eggeraat, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Beishuizen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 16 januari 2012.
w.g. E.R. Eggeraat w.g. P.M. Beishuizen