Uitspraak
DekaMarkt B.V., te Velzen-Noord, (hierna: Dekamarkt),
gemachtigde: mr. R.A.M. Schram, advocaat te Haarlem.
1.Het procesverloop
2.De beoordeling van het geschil
Bij besluit van 31 augustus 2007 hebben verweerders aan Dekamarkt voor onbepaalde tijd ontheffing verleend voor openstelling van een avondwinkel aan de Vlijtseweg 184 te Apeldoorn op zon- en feestdagen.
Bij besluiten van 17 februari 2011 hebben verweerders, voor zover hier van belang, aan Dekamarkt ten behoeve van het perceel Mercatorplein 15 voor de periode van 14 mei 2011 tot en met 13 mei 2012 ontheffing verleend voor openstelling van haar supermarkt op zon- en feestdagen van 16.00 tot 22.00 uur.
Bij besluit van 24 februari 2011 hebben verweerders, voor zover hier van belang, aan Coop ten behoeve van het perceel Mercatorplein 61 ontheffing geweigerd voor openstelling op zon- en feestdagen van 16.00 tot 22.00 uur.
Ingevolge artikel 6 van de Winkeltijdenverordening 2005 van de raad van de gemeente Apeldoorn (hierna: Verordening) kunnen verweerders op aanvraag voor ten hoogste 10 winkels ontheffing verlenen van de in artikel 2, eerste lid, onder a en b, van de Winkeltijdenwet vervatte verboden ten behoeve van winkels, die gesloten zijn op de in die verboden bedoelde zon- en feestdagen tussen 00.00 en 16.00 uur.
(…)
d) In stadsdeel Centrum en stadsdeel Noord-West zijn al 2 ontheffingen voor onbepaalde tijd vergeven. Er wordt voor deze 2 stadsdelen per stadsdeel nog 1 resterende ontheffing vergeven via een loting. Voor de overige stadsdelen worden er via een loting 2 ontheffingen vergeven.
(…)
f) Toewijzing van maximaal 1 ontheffing per supermarktorganisatie, als aanvrager, betekent dat er een derde lot wordt getrokken indien het tweede lot dezelfde supermarktorganisatie, als aanvrager, is als het eerste lot."
Met betrekking tot het in bezwaar ingenomen standpunt dat verweerders niet hebben gehandeld conform en in de geest van het beleid, aangezien het beleid ten onrechte aan Dekamarkt, die over een onherroepelijke ontheffing beschikt voor het stadsdeel Noord-West, een bevoorrechte positie verschaft, hebben verweerders overwogen dat deze ontheffing niet meer ter discussie staat en dat de resterende acht ontheffingen voor bepaalde tijd zijn toegewezen. Aangezien deze ontheffingen schaars zijn hebben verweerders de beleidsregel vastgesteld, die nadrukkelijk slechts ziet op de verdeling van de resterende acht ontheffingen. Daarom zijn er geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het beleid aan Dekamarkt een bevoorrechte positie verschaft. De beleidsregel biedt gelijke uitgangspunten voor alle supermarktorganisaties en is niet discriminatoir, ook niet voor wat betreft de beperkte geldigheidsduur van de acht ontheffingen. Hier komt bij dat onderdeel f van de beleidsregel slechts geldt voor de stadsdelen waar twee ontheffingen zijn te verlenen, hetgeen in stadsdeel Noord-West niet het geval is. Er zijn evenmin aanknopingspunten voor het oordeel dat verweerders in het kader van het opstellen van het beleid gehouden waren de ontheffing voor onbepaalde tijd van Dekamarkt in te trekken.
Appellante heeft voorts betoogd dat verweerders aan de beleidsregel een onjuiste toepassing hebben gegeven door Dekamarkt met betrekking tot het stadsdeel waar zij reeds over een ontheffing voor onbepaalde tijd beschikt nogmaals te laten meeloten voor een ontheffing en deze ook aan Dekamarkt te verlenen.
Om recht te doen aan een dergelijke bijzondere positie zal het in een geval als hier aan de orde over het algemeen geboden zijn een, mogelijk zelfs langdurige, overgangsregeling in het leven te roepen, zodat het bedrijf zich kan voorbereiden op de situatie waarin het op gelijke voet met de andere bedrijven naar de schaarse ontheffingen moet dingen.
Verweerders hebben dit miskend. Derhalve moet de conclusie zijn dat zij de verdeling van de ontheffingen voor de zondagavondopenstellingen ten onrechte op het door hen geformuleerde beleid gebaseerd hebben. Het beroep is dan ook gegrond en het bestreden besluit komt, voorzover aangevochten, voor vernietiging in aanmerking.
Dat leidt het College tot de conclusie, dat verweerders, ook als zij onder ogen gezien hadden dat de uitzonderingspositie van Dekamarkt in het stadsdeel Noord-West niet onbeperkt kan blijven bestaan, haar pas na het treffen van een afbouw- of overgangsregeling haar bijzondere positie hadden kunnen ontnemen en haar de voor onbepaalde tijd verleende ontheffing en de mogelijkheid om mee te loten naar de tweede ontheffing in dat gebied hadden kunnen ontzeggen. Gelet daarop neemt het College aan, dat voor het in dit geding aan de orde zijnde jaar Dekamarkt op het behoud van de haar toegekende positie had mogen rekenen. Ook gelet op het feit, dat dit jaar inmiddels verstreken is, vindt het College aanleiding om de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in stand te laten.
(1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) tegen een waarde van € 437,- per punt, waarbij het gewicht van de zaak op gemiddeld is bepaald.