ECLI:NL:CBB:2011:BU7302

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
30 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/159
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschriften tegen veilingoverzichten in de bloemkwekerijsector

In deze zaak hebben appellanten, A B.V. en anderen, bezwaar gemaakt tegen de door de veiling verstuurde overzichten met betrekking tot de bloemkwekerijheffing. De bezwaren zijn ingediend tussen 7 december 2009 en 8 januari 2010, maar zijn door het Productschap Tuinbouw bij besluit van 11 januari 2010 niet-ontvankelijk verklaard. Appellanten hebben hiertegen beroep ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, dat op 2 november 2011 de zitting heeft gehouden.

De kern van het geschil betreft de vraag of de overzichten die door de veiling zijn verstuurd als besluiten kunnen worden aangemerkt. Verweerder heeft gesteld dat alleen de eindnota over een kalenderjaar als besluit kan worden beschouwd, terwijl de overzichten dat niet zijn. Appellanten betogen dat de overzichten wel degelijk besluiten zijn, omdat zij op basis van eerdere afspraken en een civiele uitspraak van de rechtbank ‘s-Gravenhage van mening zijn dat zij tegen de veilingnota's bezwaar kunnen maken.

Het College heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de heffing verschuldigd is voor kwekers en importeurs van bloemkwekerijproducten, en dat de veiling enkel als tussenpersoon fungeert. De bezwaren van de appellanten zijn niet-ontvankelijk verklaard, omdat de overzichten geen besluiten zijn en er geen heffingsplicht voor kopers bestaat volgens de Verordening PT vakheffing bloemkwekerijproducten 2009. Het College heeft geconcludeerd dat verweerder de bezwaren terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en heeft het beroep ongegrond verklaard.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
Zesde enkelvoudige kamer
AWB 10/159 30 november 2011
4240 Heffing
Bloemkwekerijheffing
Uitspraak in de zaak van:
A B.V. e.a., appellanten,
gemachtigde: mr. A.J. Braakman, advocaat te Leiden,
tegen
het Productschap Tuinbouw, verweerder,
gemachtigden: mr. Th. Keizer, werkzaam bij verweerder en mr. R.J.M. van den Tweel, advocaat te Den Haag.
1. Het procesverloop
Appellanten hebben van 7 december 2009 tot en met 8 januari 2010 meerdere bezwaarschriften ingediend tegen door de veiling gestuurde overzichten in de maanden juli 2009 tot en met december 2009.
Bij besluit van 11 januari 2010 heeft verweerder de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 19 februari 2010, bij het College binnengekomen op dezelfde datum, beroep ingesteld.
Bij brief van 20 april 2010 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 19 oktober 2011 heeft verweerder nadere stukken opgestuurd.
Op 2 november 2011 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij de gemachtigden van partijen zijn verschenen.
2. De beoordeling van het geschil
2.1 In dit geschil staat ter beoordeling of verweerder de bezwaren tegen de door de veiling aan appellanten gestuurde overzichten terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2.2 Voor zover bezwaren zijn ingediend door appellanten in de hoedanigheid van kweker of importeur van bloemkwekerijproducten heeft verweerder overwogen dat enkel de eindnota over een kalenderjaar is aan te merken als besluit. De door de veiling gestuurde overzichten zijn niet als besluit aan te merken.
Voor zover bezwaren zijn ingediend door appellanten in de hoedanigheid van koper van bloemkwekerijproducten heeft verweerder overwogen dat zij op grond van de Verordening PT vakheffing bloemkwekerijproducten 2009 (hierna: Verordening) niet heffingsplichtig zijn. Er zijn dan ook geen besluiten gericht aan kopers.
2.3 Appellanten betogen dat het besluit vernietigd dient te worden. Tussen appellanten en verweerder heeft in 2008 overleg plaatsgevonden, waarvan het resultaat was dat tegen de maandelijkse veilingnota binnen zes weken na ontvangst bezwaar kan worden gemaakt bij verweerder, aangezien de veilingnota’s besluiten zijn. Ook de civiele rechter van de rechtbank ‘s-Gravenhage heeft bij vonnis van 21 oktober 2009 (www.rechtspraak.nl, LJN: BK5213) gesteld dat veilingnota’s besluiten zijn. Derhalve zagen en zien appellanten zich genoodzaakt om maandelijks tegen de veilingnota’s een bezwaarschrift in te dienen.
Met betrekking tot kopers betogen appellanten het volgende. De heffing wordt bij de kopers op de veiling in rekening gebracht. Zij kregen van de veiling een overzicht van de afgeschreven bedragen op de rekening-courant. Aan het einde van het jaar verstrekken de veilingen een jaaroverzicht. Appellanten zijn daarom van mening dat besluiten worden opgelegd aan kopers. Kopers vallen binnen de reikwijdte van verweerder en verweerder creëert een heffingsplicht aan de zijde van kopers. In artikel 8 van de Verordening is bepaald dat de verkoper van bloemkwekerijproducten het recht heeft om een deel van de heffing door te berekenen aan kopers. Kopers zijn op grond van dit artikel verplicht het doorberekende te betalen. Dit heeft niets met privaatrecht te maken.
Ook het HbAG-deel van de heffing, af te dragen aan het Hoofdbedrijfschap Agrarische Groothandel Bloemen en Planten is in rekening gebracht. Dat is blijkens de uitspraak in de zaak AWB 06/851 ea (www.rechtspraak.nl, LJN: BK9744) niet toegestaan.
2.4 Op grond van de Verordening is de kweker, onderscheidenlijk de importeur, heffing verschuldigd over – kort gezegd – de door hem verhandelde bloemkwekerijproducten of teeltmateriaal. De heffing die is verschuldigd wordt opgelegd bij wege van een aanslag. Met andere woorden: met de aanslag wordt door verweerder vastgesteld welke en hoeveel heffing uiteindelijk verschuldigd is door de heffingsplichtige kweker/importeur.
2.5 Vast staat dat appellanten bezwaar hebben gemaakt tegen door de veiling verstuurde overzichten. Met betrekking tot de handelaren die via de veiling hebben verkocht heeft het College reeds in de uitspraak van 25 maart 2010 in de zaak AWB 08/264 (www.rechtspraak.nl, LJN: BM0108) overwogen dat veilingafschriften geen besluiten zijn. Daarbij is, kort gezegd, het volgende in aanmerking genomen.
De verschuldigdheid van de heffing wordt vastgesteld ná het heffingsjaar door toezending of uitreiking van een heffingsnota, of eventueel een voorlopige heffingsnota als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de Verordening. Daarop vooruitlopend houdt de veiling, op basis van een haar daartoe door de kweker of importeur verleende machtiging, op de afrekening van een door haar tussenkomst tot stand gekomen transactie een bedrag in. Dit bedrag, dat rechtens niet anders kan worden geduid dan als een vrijwillig te verrichten aanbetaling op, dan wel vervroegde betaling van, de heffing, betaalt zij door aan verweerder.
De veiling handelt aldus, zoals ook in artikel 7 verwoord, namens de kweker of importeur en niet namens verweerder.
Het College ziet geen aanleiding om thans tot een andere beoordeling te komen. Verweerder heeft de bezwaren van de verkopers derhalve terecht niet-ontvankelijk verklaard.
2.6 Zoals reeds eerder door het College overwogen in de uitspraak van 2 mei 2011, in de zaken AWB 09/1047 t/m 09/1049 (www.rechtspraak.nl, LJN: BQ3767) creëert de Verordening geen heffingsplicht voor de kopers. Derhalve worden er geen besluiten gericht aan kopers. Verweerder heeft de bezwaren van de kopers dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard. Hetgeen namens appellanten ter zitting overigens nog ten aanzien van de positie van de kopers is betoogd behoeft derhalve geen bespreking.
2.7 Op grond van het bovenstaande komt het College tot de conclusie dat verweerder de bezwaren terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het College verklaart het beroep ongegrond.
3. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. C.J. Waterbolk, in tegenwoordigheid van mr. J.A. de Koning als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 30 november 2011.
w.g. C.J. Waterbolk w.g. J.A. de Koning