2. De beoordeling van het geschil
2.1 In dit geschil staat ter beoordeling of verweerder de bezwaren tegen de door de veiling aan appellanten gestuurde overzichten terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2.2 Voor zover bezwaren zijn ingediend door appellanten in de hoedanigheid van kweker of importeur van bloemkwekerijproducten heeft verweerder overwogen dat enkel de eindnota over een kalenderjaar is aan te merken als besluit. De door de veiling gestuurde overzichten zijn niet als besluit aan te merken.
Voor zover bezwaren zijn ingediend door appellanten in de hoedanigheid van koper van bloemkwekerijproducten heeft verweerder overwogen dat zij op grond van de Verordening PT vakheffing bloemkwekerijproducten 2009 (hierna: Verordening) niet heffingsplichtig zijn. Er zijn dan ook geen besluiten gericht aan kopers.
2.3 Appellanten betogen dat het besluit vernietigd dient te worden. Tussen appellanten en verweerder heeft in 2008 overleg plaatsgevonden, waarvan het resultaat was dat tegen de maandelijkse veilingnota binnen zes weken na ontvangst bezwaar kan worden gemaakt bij verweerder, aangezien de veilingnota’s besluiten zijn. Ook de civiele rechter van de rechtbank ‘s-Gravenhage heeft bij vonnis van 21 oktober 2009 (www.rechtspraak.nl, LJN: BK5213) gesteld dat veilingnota’s besluiten zijn. Derhalve zagen en zien appellanten zich genoodzaakt om maandelijks tegen de veilingnota’s een bezwaarschrift in te dienen.
Met betrekking tot kopers betogen appellanten het volgende. De heffing wordt bij de kopers op de veiling in rekening gebracht. Zij kregen van de veiling een overzicht van de afgeschreven bedragen op de rekening-courant. Aan het einde van het jaar verstrekken de veilingen een jaaroverzicht. Appellanten zijn daarom van mening dat besluiten worden opgelegd aan kopers. Kopers vallen binnen de reikwijdte van verweerder en verweerder creëert een heffingsplicht aan de zijde van kopers. In artikel 8 van de Verordening is bepaald dat de verkoper van bloemkwekerijproducten het recht heeft om een deel van de heffing door te berekenen aan kopers. Kopers zijn op grond van dit artikel verplicht het doorberekende te betalen. Dit heeft niets met privaatrecht te maken.
Ook het HbAG-deel van de heffing, af te dragen aan het Hoofdbedrijfschap Agrarische Groothandel Bloemen en Planten is in rekening gebracht. Dat is blijkens de uitspraak in de zaak AWB 06/851 ea (www.rechtspraak.nl, LJN: BK9744) niet toegestaan.
2.4 Op grond van de Verordening is de kweker, onderscheidenlijk de importeur, heffing verschuldigd over – kort gezegd – de door hem verhandelde bloemkwekerijproducten of teeltmateriaal. De heffing die is verschuldigd wordt opgelegd bij wege van een aanslag. Met andere woorden: met de aanslag wordt door verweerder vastgesteld welke en hoeveel heffing uiteindelijk verschuldigd is door de heffingsplichtige kweker/importeur.
2.5 Vast staat dat appellanten bezwaar hebben gemaakt tegen door de veiling verstuurde overzichten. Met betrekking tot de handelaren die via de veiling hebben verkocht heeft het College reeds in de uitspraak van 25 maart 2010 in de zaak AWB 08/264 (www.rechtspraak.nl, LJN: BM0108) overwogen dat veilingafschriften geen besluiten zijn. Daarbij is, kort gezegd, het volgende in aanmerking genomen.
De verschuldigdheid van de heffing wordt vastgesteld ná het heffingsjaar door toezending of uitreiking van een heffingsnota, of eventueel een voorlopige heffingsnota als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de Verordening. Daarop vooruitlopend houdt de veiling, op basis van een haar daartoe door de kweker of importeur verleende machtiging, op de afrekening van een door haar tussenkomst tot stand gekomen transactie een bedrag in. Dit bedrag, dat rechtens niet anders kan worden geduid dan als een vrijwillig te verrichten aanbetaling op, dan wel vervroegde betaling van, de heffing, betaalt zij door aan verweerder.
De veiling handelt aldus, zoals ook in artikel 7 verwoord, namens de kweker of importeur en niet namens verweerder.
Het College ziet geen aanleiding om thans tot een andere beoordeling te komen. Verweerder heeft de bezwaren van de verkopers derhalve terecht niet-ontvankelijk verklaard.
2.6 Zoals reeds eerder door het College overwogen in de uitspraak van 2 mei 2011, in de zaken AWB 09/1047 t/m 09/1049 (www.rechtspraak.nl, LJN: BQ3767) creëert de Verordening geen heffingsplicht voor de kopers. Derhalve worden er geen besluiten gericht aan kopers. Verweerder heeft de bezwaren van de kopers dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard. Hetgeen namens appellanten ter zitting overigens nog ten aanzien van de positie van de kopers is betoogd behoeft derhalve geen bespreking.
2.7 Op grond van het bovenstaande komt het College tot de conclusie dat verweerder de bezwaren terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het College verklaart het beroep ongegrond.