ECLI:NL:CBB:2011:BU7301

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
30 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/32
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing aanslag op grond van de Verordening PT vakheffing bloemkwekerijproducten

In deze zaak hebben appellanten, kopers van bloemkwekerijproducten, beroep ingesteld tegen een besluit van het Productschap Tuinbouw, waarin hun verzoek om aanslagen op grond van de Verordening PT vakheffing bloemkwekerijproducten werd afgewezen. Het Productschap had op 29 november 2010 de bezwaren van appellanten ongegrond verklaard. De appellanten stelden dat zij heffing afdragen via de veiling en andere verkopers, en dat zij recht hebben op een aanslag. Het Productschap stelde echter dat alleen kwekers en importeurs heffingsplichtig zijn en dat kopers geen aanslag ontvangen.

Tijdens de zitting op 11 november 2011 werd het geschil besproken. De appellanten betoogden dat de huidige regelgeving onduidelijk is en dat ook kopers heffingsplichtig zouden moeten zijn. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven overwoog dat de Verordeningen bloemkwekerijproducten geen heffingsplicht voor kopers creëren. De heffing die aan kopers in rekening wordt gebracht, is een doorberekening van de heffing die door de verkoper verschuldigd is. Het College concludeerde dat de appellanten ten onrechte een aanslag verwachtten, aangezien de regelgeving enkel heffingsplicht voor kwekers en importeurs vaststelt.

Het College verklaarde het beroep ongegrond en handhaafde de afwijzing van het verzoek om een aanslag. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 30 november 2011.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 11/32 30 november 2011
4240 Heffing
Bloemkwekerijheffing
Uitspraak in de zaak van:
Vinkaplant B.V., te Aalsmeer, ea. appellanten,
gemachtigde: mr. G.P. van Malkenhorst, werkzaam bij Bakkerberaad te Utrecht,
tegen
het Productschap Tuinbouw, verweerder,
gemachtigde: mr. Th. Keizer, werkzaam bij verweerder.
1. De procedure
Appellanten hebben beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 29 november 2010. Bij dit besluit heeft verweerder de bezwaren tegen de afwijzing van het verzoek van appellanten om aanslagen op grond van de Verordening PT vakheffing bloemkwekerijproducten (hierna: Verordening bloemkwekerijproducten) 2002 tot en met 2009 op te leggen, ongegrond verklaard.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.
Appellanten hebben de gronden van beroep aangevuld.
Op 11 november 2011 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij gemachtigden van partijen zijn verschenen.
2. De beoordeling van het geschil
2.1 In geschil is of appellanten - die optreden als kopers van bloemkwekerijproducten – een aanslag waarin de verschuldigde of afgedragen heffing op grond van de Verordening PT vakheffing bloemkwekerijproducten wordt vastgesteld, dienen te ontvangen.
2.2 Verweerder stelt zich op het standpunt dat enkel de kweker en de importeur op grond van de Verordeningen bloemkwekerijproducten heffingsplichtig zijn en een aanslag krijgen. Kopers of handelaren zijn niet heffingsplichtig. De omstandigheid dat de handelaar onder bepaalde voorwaarden gelden terugbetaald krijgt, staat los van de heffingsplicht. De handelaar wordt door de omstandigheid dat hij geen aanslag krijgt niet in zijn rechtsbescherming aangetast omdat hij niet heffingsplichtig is. De omstandigheid dat de hoogte van een aanslag van de kweker niet juist zou zijn vastgesteld, verandert niets aan de omstandigheid dat de handelaar geen heffingsaanslag opgelegd krijgt. Daar is in het verweerschrift nog aan toegevoegd dat de informatie op de website niet afdoet aan de inhoud van de Verordening.
2.2 Appellanten betogen dat zij via de veiling en andere verkopers heffing afdragen en dat verweerder een aanslag zal moeten opleggen. Onduidelijk is wie heffingsplichtig is. Er zijn veel aanwijzingen op grond waarvan moet worden aangenomen dat ook kopers heffing afdragen. Zo bepaalt de Verordening dat zij restitutie kunnen krijgen, is er sprake van een eigen tarief voor de handel en wordt ook op de website van verweerder melding gemaakt van het feit dat de handelaren heffing moeten betalen. Vanuit het oogpunt van rechtsbescherming is het dan ook onaanvaardbaar dat handelaren wel betalen, maar niet in rechte op kunnen komen tegen de geheven heffing.
2.3 Het College overweegt hieromtrent als volgt.
Op grond van de Verordeningen bloemkwekerijproducten zoals die golden voor de betreffende jaren is de kweker, onderscheidenlijk de importeur, heffing verschuldigd over – kort gezegd – de door hem verhandelde bloemkwekerijproducten of teeltmateriaal. De heffing die is verschuldigd wordt opgelegd bij wege van een aanslag. Met andere woorden: met de aanslag wordt door verweerder vastgesteld welke en hoeveel heffing uiteindelijk verschuldigd is door de heffingsplichtige kweker/importeur.
De Verordeningen creëren geen heffingsplicht voor de kopers. Zie ook overweging 5.2 van de uitspraak van het College van 2 mei 2011 in de zaak AWB 09/1047 (LJN: BQ3767).
De gelden die via de veiling en andere verkopers bij de kopers in rekening worden gebracht betreft de doorberekening van een deel van de door de verkoper verschuldigde heffing door de verkoper. Op deze manier wordt bewerkstelligd dat niet alleen de eerste schakel (kwekers en importeurs) belast wordt, maar dat ook de andere schakels in de keten hun steentje bijdragen. Die doorberekening leidt – anders dan door appellanten wordt bepleit – niet tot conclusie dat de koper ook heffingsplichtig is en in die hoedanigheid heffing verschuldigd is. Wat de informatie op de website van verweerder betreft geldt dat deze informatie - voor zover op die website wordt gesteld dat “alle handelaren (…) betalen heffing” – weliswaar niet uitblinkt in duidelijkheid en mogelijk verwarring kan hebben veroorzaakt, maar dat deze informatie niet tot de conclusie leidt dat de koper heffingsplichtig is.
Nu het opleggen van de heffing bij wege van aanslag gekoppeld is aan de heffingsplicht en de koper op grond van de Verordeningen niet heffingsplichtig is, heeft verweerder het verzoek van appellanten om een aanslag terecht afgewezen en deze afwijzing in het bestreden besluit gehandhaafd.
2.4 Het beroep dient ongegrond te worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. M. Munsterman, in tegenwoordigheid van mr. J.A. de Koning als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 30 november 2011.
w.g. M. Munsterman w.g. J.A. de Koning