ECLI:NL:CBB:2011:BU4784

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
2 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/1006
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsheffing over aankopen via bemiddelaar in de groente- en fruithandel

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 2 november 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen A v.o.f. en het Productschap Tuinbouw over de heffing van bestemmingsheffing op aankopen van groenten en fruit. Appellante, A v.o.f., heeft beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, het Productschap Tuinbouw, dat de bezwaren van appellante tegen de opgelegde heffingen over de jaren 2004 tot en met 2006 ongegrond heeft verklaard. De procedure begon met een beroep dat op 28 juli 2009 door appellante werd ingediend, na een boekencontrole op 23 juni 2008 en een navordering op 3 april 2009. De bezwaren van appellante werden in een hoorzitting op 17 juni 2009 behandeld, maar het bestreden besluit bleef ongewijzigd.

De kern van het geschil betreft de vraag of de bestemmingsheffing terecht is opgelegd, gezien het feit dat een deel van de inkopen van appellante via een bemiddelaar, Greenery Operations, plaatsvond. Het College oordeelde dat aankopen via een erkende bemiddelaar gelijkgesteld worden aan aankopen bij Nederlandse telers, en dat appellante niet heeft aangetoond dat er buitenlandse producten in de aangekochte partijen zaten. Het College concludeerde dat het aan appellante was om bewijs te leveren van de herkomst van de producten, wat zij niet heeft gedaan. De stelling van appellante dat het onmogelijk was om de herkomst van alle partijen te traceren, werd door het College niet geloofwaardig geacht.

Uiteindelijk heeft het College het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de aan haar opgelegde heffingen gehandhaafd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van ondernemers om de herkomst van hun producten te verifiëren, vooral wanneer zij gebruik maken van bemiddeling in de handel.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 09/1006 2 november 2011
4288 Heffing
Heffingen handel groenten en fruit
Uitspraak in de zaak van:
A v.o.f., te B, appellante,
gemachtigde: de heer C, werkzaam bij appellante,
tegen
het Productschap Tuinbouw, verweerder,
gemachtigde: mr. Th. Keijzer, werkzaam bij verweerder.
1. De procedure
Appellante heeft bij brief van 17 juli 2009, bij het College binnengekomen op 28 juli 2009, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 24 juni 2009.
Bij dit besluit heeft verweerder de bezwaren van appellante, tegen heffingen opgelegd in verband met de handel in groente en/of fruit in de jaren 2004 tot en met 2006, ongegrond verklaard.
Bij brief van 3 november 2009 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Op 8 juni 2011 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij gemachtigde van verweerder is verschenen. Appellante heeft zich, met bericht van verhindering, niet laten vertegenwoordigen.
Bij beslissing van 15 juni 2011 heeft het College het onderzoek heropend en schriftelijke vragen gesteld aan partijen. Bij brief van 6 juli 2011 heeft verweerder de vragen beantwoord. Bij brief van 7 augustus 2011 heeft appellante de vragen beantwoord. Desgevraagd hebben partijen toestemming gegeven voor het doen van een uitspraak zonder nadere zitting.
2. De grondslag van het geschil
Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Appellante is een handelaar in groente en fruit. Een deel van de inkopen wordt gedaan via een bemiddelaar.
- Op 23 juni 2008 heeft bij appellante een boekencontrole plaatsgevonden over de jaren 2004, 2005 en 2006. Op 3 april 2009 is een bericht gestuurd met betrekking tot de navordering.
- Op 4 april 2009 heeft appellante haar zienswijze naar voren gebracht..Vervolgens heeft verweerder aan appellante nota’s toegestuurd over de jaren 2004, 2005 en 2006.
- Op 9 april 2009 heeft appellante bezwaar gemaakt. Op 17 juni 2009 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.
- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
3. Het bestreden besluit en het nadere standpunt van verweerder
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van appellante ongegrond verklaard. Daartoe is, samengevat weergegeven, het volgende overwogen.
Het bedrag van de door een ondernemer gedurende een kalenderjaar aangekochte in Nederland geteelde groenten en fruitproducten is belastbaar voor de bestemmingsheffing groenten en fruit. Appellante koopt (een deel van haar producten) in via een door verweerder erkende bemiddelaar, Greenery Operations. Aankopen via een erkende bemiddelaar worden gelijkgesteld aan aankopen bij een Nederlandse teler. Derhalve wordt, naast de heffing opgelegd op grond van de Verordening algemene heffing, ook een heffing opgelegd op grond van de Verordening bestemmingsheffing.
Indien appellante vermoedt dat Greenery Operations haar partijen aanvult met buitenlandse partijen, ligt het volgens verweerder op de weg van appellante om daarover contact op te nemen met Greenery Operations en te informeren naar de herkomst van de producten. Daarnaast heeft appellante niet aangetoond dat er daadwerkelijk sprake is van producten van buitenlandse telers.
In het verweerschrift voegt verweerder eraan toe dat appellante de gelegenheid heeft gehad bewijzen over te leggen dat haar producten niet (allemaal) afkomstig zijn van Nederlandse telers. Het is niet de taak van verweerder om de herkomst van producten vast te stellen. Indien appellante twijfelt aan de herkomst, dan kan zij bij de bemiddelaar informeren naar de leveranciers van de producten en eventueel melding maken van ongeoorloofde telershandelingen bij het Kwaliteits Controle Bureau.
In antwoord op vragen van het College heeft verweerder aangeven dat geen sprake was van buitenlandse leden bij Greenery Operations in de periode die in geding is. Omdat alle producten binnenlands waren, was een oorsprongvermelding niet nodig in deze periode.
4. Het standpunt van appellante
Appellante voert aan dat de bestemmingsheffing onterecht wordt geheven. Appellante is niet in de gelegenheid gesteld om bewijzen over te leggen dat de via Greenery Operations aangekochte producten niet alle zijn aangekocht bij Nederlandse telers. Het is bovendien aan verweerder om de herkomst van producten te controleren, die heeft daarvoor de middelen.
In antwoord op vragen van het College heeft appellante aangegeven dat het onmogelijk is alle partijen te traceren. Het is voor appellante onmogelijk de hoeveelheid buitenlands fruit en groente in te schatten. Er is geen enkele leverancier die inzage geeft in de herkomst van het product.
5. De beoordeling van het geschil
Ter zake van de handel in groenten en fruit heeft verweerder aan appellante voor de jaren 2004, 2005 en 2006 een algemene heffing en een bestemmingsheffing opgelegd op grond van de in het betreffende jaar van toepassing zijnde Verordening PT algemene heffing handel groenten en fruit (hierna: de Verordening algemene heffing) respectievelijk de Verordening PT bestemmingsheffing handel groenten en fruit (hierna: de Verordening bestemmingsheffing.
Op grond van de Verordening bestemmingsheffing wordt de bestemmingsheffing opgelegd over de gedurende een kalenderjaar aangekochte in Nederland geteelde groenten en fruitproducten. Voor de algemene heffing geldt de eis dat het moet gaan om in Nederland geteelde groenten en fruitproducten niet.
Centraal in het onderhavige geschil staat de vraag of de bestemmingsheffing terecht is opgelegd en in het verlengde daarvan of er sprake is geweest van in Nederland geteelde groenten en fruitproducten.
Het College is van oordeel dat appellante haar stelling dat zij via haar bemiddelaar partijen geleverd heeft gekregen waarin ook buitenlandse groenten en fruitproducten waren opgenomen, niet aannemelijk heeft gemaakt. Daarbij neemt het College in aanmerking de informatie die verweerder desgevraagd heeft verstrekt, namelijk dat de bemiddelaar waar appellante de groenten en fruit heeft aangekocht in de periode in geding geen buitenlandse leden had en dat het zeer onwaarschijnlijk is dat deze bemiddelaar in die periode buitenlandse producten heeft verkocht. Dat er desondanks toch sprake zou zijn geweest van vermenging van partijen van in Nederland geteelde groenten en fruit met buitenlandse producten door de bemiddelaar dan wel door degene bij wie de bemiddelaar aankoopt, heeft appellante op geen enkele wijze onderbouwd. Anders dan appellante stelt, is zij wel op verschillende momenten in de procedure in de gelegenheid gesteld haar stelling te onderbouwen. Dat het leveren van deze onderbouwing voor haar onmogelijk is, acht het College gelet op de door verweerder gegeven aanwijzingen hieromtrent, niet aannemelijk. Voorts is ook niet gebleken dat appellante pogingen heeft ondernomen om een onderbouwing voor haar stelling te verkrijgen.
Het vorenoverwogene leidt het College tot de slotsom dat niet kan worden staande gehouden dat verweerder de aan appellante opgelegde heffingen ten onrechte heeft gehandhaafd. Het beroep van appellante dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
6. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. M.M. Smorenburg, mr. R.F.B. van Zutphen en mr. M. Munsterman, in tegenwoordigheid van mr. J.A. de Koning als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 2 november 2011.
w.g. M.M. Smorenburg w.g. J.A. de Koning