2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Op 25 november 2005 heeft verweerder een aanvraag van appellante om een S&O-verklaring voor de periode van januari tot en met december 2006 ontvangen.
- Bij besluit van 13 april 2006 heeft verweerder deze aanvraag toegekend en een S&O-verklaring verstrekt voor een maximale S&O-afdrachtvermindering van € 10.710,-, gebaseerd op 7000 S&O-uren. In dit besluit is tevens opgenomen dat appellante verplicht is om een administratie bij te houden, waaruit op eenvoudige en duidelijke wijze de aard, de inhoud, de omvang en de voortgang van het verrichte S&O-werk per project is af te leiden.
- Op 4 maart 2008 heeft een regulier controlebezoek bij appellante plaatsgevonden in verband met de voor het jaar 2006 afgegeven S&O-verklaring, waarbij het accent lag op de controle van het deel van de administratie dat betrekking heeft op de omvang van de werkzaamheden.
- Op 15 april 2008 heeft een vervolgcontrole bij appellante plaatsgevonden.
- Bij e-mail van 17 april 2008 heeft verweerder appellante laten weten dat appellante tot 22 april 2008 de gelegenheid krijgt om door middel van een S&O-projectadministratie aannemelijk te maken dat in 2006 S&O-werkzaamheden zijn verricht. Indien verweerder op 22 april 2008 niets van appellante heeft ontvangen, wordt de S&O-verklaring in zijn geheel ingetrokken en wordt door de boetecoördinator van verweerder een boete bepaald.
- Bij e-mail van 21 april 2008 heeft appellante verweerder aanvullende informatie verstrekt en onder meer aangevoerd dat volgens haar de S&O-projectadministratie mag aansluiten bij de normale administratie van het bedrijf. Omdat appellante een beperkte bedrijfsadministratie voert, mag ook de S&O-administratie beperkt zijn. In de voortgangsverslagen per project per kwartaal zijn de aard, de inhoud en de voortgang op eenvoudige wijze beschreven. Ook vermeldt appellante dat zij in 2006 geen S&O-afdrachtvermindering heeft gedeclareerd.
- Bij e-mail van 29 april 2008 heeft verweerder appellante bericht dat is besloten de controle uit te breiden naar de jaren 2004, 2005 en 2007, omdat appellante voor het jaar 2006 niet aannemelijk heeft gemaakt dat de aangevraagde en toegekende S&O-projecten zijn uitgevoerd.
- Bij zes e-mailberichten van 7 mei 2008 heeft appellante verweerder nadere informatie over de S&O-projecten gestuurd. Tevens heeft appellante vermeld dat in 2005 geen gebruik is gemaakt van de Wva, en dat vanaf oktober 2004 geen loonbetalingen meer zijn gedaan.
- Bij e-mail van 19 mei 2008 heeft verweerder appellante bericht dat hij op 29 mei 2008 een controlebezoek voor de jaren 2004, 2005 en 2007 zal afleggen.
- Bij e-mail van 27 mei 2008 heeft appellante laten weten dat zij niet mee kan werken aan de controles over 2004, 2005 en 2007.
- Bij e-mail van 30 mei 2008 heeft appellante laten weten dat zij wel wil meewerken aan een controle, maar dat zij bepaalde – niet eerder gevraagde – documentatie niet binnen twee dagen kan presenteren omdat zij veel tijd nodig heeft om de informatie in binnen- en buitenland te verzamelen.
- Bij brief van 2 juni 2008 heeft verweerder het controlerapport betreffende de controles op 4 maart 2008 en 15 april 2008 aan appellante gestuurd. In dit rapport wordt onder meer geconcludeerd dat met de getoonde projectadministratie niet aannemelijk is gemaakt dat de uitgevoerde werkzaamheden overeenkomen met de werkzaamheden conform de toegekende S&O-verklaringen en dat de aard, inhoud en voortgang van de S&O-projecten onvoldoende uit de administratie bleek. Verweerder kondigt aan dat hij op grond van deze bevindingen en van het feit dat appellante niet heeft meegewerkt aan de controle van 29 mei 2008 de S&O-verklaringen over de jaren 2004 tot en met 2007 tot nihil zal corrigeren.
- Bij brief van 16 juli 2008 heeft de belastingdienst verweerder een rapport gezonden dat is opgemaakt naar aanleiding van een boekenonderzoek naar de afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk voor het jaar 2004 van appellante. Ten aanzien van de administratieve organisatie en de interne controle merkt de belastingdienst op dat de inhoudingsplichtige aan alle verplichtingen voldaan heeft.
- Bij e-mail van 18 juli 2008 verzoekt appellante verweerder om voornoemde informatie van de belastingdienst bij de verdere beoordeling van de S&O-verklaringen over 2004, 2006 en 2007 te betrekken.
- Bij drie separate brieven van 12 november 2008 heeft verweerder appellante bericht dat hij voornemens is boeten op te leggen omdat de administratie van appellante voor respectievelijk het jaar 2006, de eerste helft van 2007 en de tweede helft van 2007 niet voldoet aan de eisen die daaraan bij of krachtens artikel 24, eerste lid, Wva worden gesteld.
- Bij brief van 12 december 2008 heeft de belastingdienst verweerder meegedeeld dat de projecten van appellante bij de beoordeling van de afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk voor het jaar 2004 niet inhoudelijk gecontroleerd zijn.
- Bij drie besluiten van 19 maart 2009 heeft verweerder appellante drie correctiebeschikkingen gestuurd voor de jaren 2006 en 2007, alsmede drie boeten opgelegd van respectievelijk € 0,-, € 2.200,- en € 700,- in verband met het ontbreken van een S&O-administratie over de jaren 2006 en 2007.
- Bij brief van 27 april 2009 heeft appellante tegen de besluiten van 19 maart 2009 bezwaar gemaakt, welk bezwaar zij bij brief van 15 mei 2009 nader gemotiveerd heeft. Appellante heeft in die brief kenbaar gemaakt dat zij geen gebruik wenste te maken van de mogelijkheid om te worden gehoord.
- Vervolgens heeft verweerder de bestreden besluiten genomen.