ECLI:NL:CBB:2011:BU2143

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
11 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/1288
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag wegens termijnoverschrijding bij de Subsidieregeling Energie en Innovatie

In deze zaak heeft A Innovations B.V. een subsidieaanvraag ingediend voor een project dat valt onder de Subsidieregeling Energie en Innovatie. De aanvraag werd op 1 september 2010 aangetekend verzonden, maar werd pas op 3 september 2010 door de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie ontvangen. De Regeling stipuleert dat aanvragen uiterlijk op 2 september 2010 om 17.00 uur in het bezit van de verweerder moeten zijn. De Minister heeft de aanvraag afgewezen omdat deze te laat was ontvangen. A Innovations B.V. stelde dat de vertraging te wijten was aan de postbezorging door TNT Post en dat zij zich op overmacht beriep. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde echter dat de verantwoordelijkheid voor tijdige indiening bij de aanvrager ligt. Het College concludeerde dat de aanvraag terecht was afgewezen, omdat de datum van verzending niet relevant was voor de beoordeling van de tijdigheid. De gevolgen van de te late indiening kwamen voor rekening van appellante, die bovendien had nagelaten om op de uiterste datum na te vragen of de aanvraag was ontvangen. Het College verklaarde het beroep ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
(vijfde enkelvoudige kamer)
AWB 10/1288 11 oktober 2011
27300 Kaderwet EZ-subsidies
Uitspraak in de zaak van:
A Innovations B.V., te Druten, appellante,
gemachtigde: B, te Druten,
tegen
de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, verweerder,
gemachtigde: mr. G.E.D. Burki, werkzaam bij Agentschap NL.
1. Het procesverloop
Bij brief van 28 april 2010 heeft appellante met een vooraanmeldingsformulier aangegeven voor het project "Ontwikkelen, bouwen en testen van een rendabele, decentrale vergister" gebruik te willen maken van de Subsidieregeling Energie en Innovatie.
Bij brief van 8 juni 2010 heeft verweerder appellante laten weten dat de Adviescommissie energiedemonstratieprojecten en energietransitie-experimenten appellante adviseert het voorstel uit te werken en dat de eventuele subsidieaanvraag uiterlijk 2 september 2010 om 17.00 uur in bezit van verweerder moet zijn.
Bij brief van 1 september 2010, door verweerder ontvangen op 3 september 2010, heeft appellante met een aanvraagformulier subsidie aangevraagd voor het project "Ontwikkelen, bouwen en testen van een rendabel prototype vergister".
Bij besluit van 6 september 2010 heeft verweerder de subsidieaanvraag van appellante afgewezen omdat verweerder de subsidieaanvraag te laat ontvangen heeft.
Bij besluit van 18 oktober 2010 heeft verweerder het hiertegen gericht bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 19 november 2010, bij het College binnengekomen op dezelfde datum, beroep ingesteld.
Bij brief van 27 januari 2011 heeft verweerder een verweerschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van het College verwezen naar een enkelvoudige kamer.
Op 30 augustus 2011 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij de gemachtigden van partijen zijn verschenen.
2. De beoordeling van het geschil
2.1 Ingevolge artikel 19, eerste lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies (Stb. 2008, nr. 499; hierna: Kaderbesluit) wordt een aanvraag om subsidie ingediend met gebruikmaking van een formulier, dat bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. Ingevolge artikel 19, derde lid, van het Kaderbesluit kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld over het tijdstip van indienen van de aanvraag.
Ingevolge artikel 3.9.2, eerste lid, van de Subsidieregeling Energie en Innovatie, Effectieve en efficiënte vergistingketen (Stcrt. 2010, nr. 5545; hierna: Subsidieregeling) verstrekt de minister op aanvraag een subsidie aan een deelnemer in een samenwerkingsverband of een ondernemer die een pilotproject vergistingketen of een demonstratieproject vergistingketen uitvoert. Ingevolge het Aanvraagformulier dat in Bijlage 3.9.1 behorende bij artikel 3.9.12 van de Subsidieregeling is opgenomen, is een aanvraag pas compleet en kan een aanvraag pas in behandeling worden genomen als alle voor de aanvraag van toepassing zijnde bijlagen bijgevoegd zijn.
Ingevolge artikel 1, eerste lid en derde lid, onder 5.7, van de Regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2010 (Stcrt. 2009, nr. 19797, gewijzigd bij regeling van 1 april 2010, Stcrt. 2010, nr. 5545; hierna: Regeling) is de Subsidieregeling opengesteld van 10 juni 2010 tot en met 2 september 2010; aanvragen moeten zijn ontvangen op de genoemde einddatum om 17.00 uur.
2.2 In het bestreden besluit handhaaft verweerder de afwijzing van de aanvraag in het kader van de Subsidieregeling omdat verweerder deze te laat ontvangen heeft, namelijk op 3 september 2010. Verweerder stelt dat het de verantwoordelijkheid is van de aanvrager om te zorgen voor een tijdige en correcte indiening van de aanvraag. Dat appellante de aanvraag op 1 september 2010 per aangetekende post heeft verzonden, maakt dit volgens verweerder niet anders. Ook uit de bij het bezwaarschrift gevoegde uitdraai van het track & tracesysteem van TNT Post (thans: PostNL) blijkt dat de aanvraag op 3 september 2010 is afgeleverd. Verder kan, aldus verweerder, de mededeling van appellante in de e-mail van 18 augustus 2010 waarin zij te kennen geeft dat zij 2 september 2010 een subsidieaanvraag in zal dienen, niet worden aangemerkt als een pro forma aanvraag.
2.3 Appellante stelt dat de aanvraag door haar tijdig via TNT Post aangetekend per post is verzonden, doch door nalatigheid van TNT Post niet tijdig is bezorgd. Appellante beroept zich op overmacht omdat volgens haar aangetekende post betekent dat het poststuk ruim voor het eind van de volgende werkdag zal zijn afgeleverd. Appellante vindt het buitengewoon spijtig dat door een fout van een derde partij een kansrijk en belangrijk project voor een duurzamer Nederland op deze wijze wordt uitgesloten van mededinging. Ter zitting heeft appellante gesteld dat de e-mail van 18 augustus 2010 door verweerder als een pro forma aanvraag had kunnen worden opgevat. Daarnaast heeft appellante aangevoerd dat de afwijzing van de aanvraag haaks staat op het doel van de Subsidieregeling.
2.4 Het College dient de vraag te beantwoorden of verweerder de aanvraag van appellante terecht heeft afgewezen wegens termijnoverschrijding. Vaststaat dat het uiterste tijdstip waarop verweerder de aanvraag moest hebben ontvangen 2 september 2010 om 17.00 uur was. Tevens staat vast dat appellante de aanvraag op 1 september 2010 aangetekend via TNT Post heeft verzonden en dat verweerder de aanvraag op 3 september 2010 heeft ontvangen. Verweerder heeft appellante in zijn brief van 8 juni 2010 over de vooraanmelding Effectieve en efficiënte vergistingketen expliciet geïnformeerd omtrent de datum en het tijdstip waarop de subsidieaanvraag uiterlijk in bezit van verweerder diende te zijn.
Het College is van oordeel dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat de aanvraag te laat is ontvangen, nu in de Regeling is bepaald dat aanvragen op de genoemde einddatum om 17.00 uur moeten zijn ontvangen, zodat in dit geval de datum van verzending niet relevant is voor de beoordeling van de tijdigheid. De gevolgen van de omstandigheid dat appellante tot het einde van de periode van openstelling van de Subsidieregeling heeft gewacht met het indienen van de aanvraag, komen voor haar rekening. Gesteld noch gebleken is dat, ten tijde hier van belang, bij aangetekende verzending via TNT Post een volledige garantie werd gegeven dat het poststuk zou worden besteld op de dag, volgend op de dag van aanbieding. Appellante mocht er dan ook niet zonder meer op vertrouwen dat haar aanvraag op 2 september 2010 zou worden bezorgd. Daarnaast overweegt het College dat appellante zekerheidshalve op 2 september 2010 bij verweerder had kunnen navragen of de aanvraag was ontvangen, hetgeen zij, naar ter zitting is komen vast te staan, heeft nagelaten. Naar het oordeel van het College komen de gevolgen van de te late indiening van de aanvraag voor rekening van appellante.
Het betoog van appellante dat zij tijdig een pro forma aanvraag heeft ingediend kan niet slagen, gelet op de vereisten waaraan een volledige aanvraag ingevolge de Subsidieregeling moet voldoen, in combinatie met het uiterste tijdstip van ontvangst.
Dat, naar appellante heeft gesteld, de afwijzing van de aanvraag haaks staat op het doel van de Subsidieregeling, doet, wat daar ook van zij, aan het vorenstaande niet af.
2.5 Gelet op het vorenstaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard. Het College ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
3. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. M.M. Smorenburg, in tegenwoordigheid van mr. F.E. Mulder als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 11 oktober 2011.
w.g. M.M. Smorenburg w.g. F.E. Mulder