6. De beoordeling van het geschil
6.1 Verweerster heeft de tariefbeschikking met eindnummer 4 op 16 oktober 2007 in het kader van de julironde en de tariefbeschikking met eindnummer 5 op 19 december 2007 in het kader van de oktoberronde vastgesteld. In de bij de tariefbeschikkingen behorende rekenstaten is informatie opgenomen over het beslag op de regionale contracteerruimte vanwege het budget van Woonzorgcentra Flevoland.
6.2 Voor zover het beroep zich richt tegen de niet-ontvankelijkverklaring door verweerster van het bezwaar tegen de tariefbeschikking met eindnummer 4 overweegt het College het volgende. In de tariefbeschikking met eindnummer 5 is dezelfde ingangsdatum vermeld als in de tariefbeschikking met eindnummer 4, te weten 1 januari 2007. In de tariefbeschikking met eindnummer 5 is verder de clausule opgenomen dat met de ingangsdatum van deze tariefbeschikking de geldigheidsduur van de geldende tariefbeschikking wordt beperkt tot de ingangsdatum van deze tariefbeschikking. Met de inwerkingtreding van de tariefbeschikking met eindnummer 5 is de geldigheidsduur van de tariefbeschikking met eindnummer 4 dientengevolge teniet gedaan. Dat Woonzorgcentra Flevoland desondanks een belang bij een inhoudelijke beoordeling van haar bezwaar tegen de tariefbeschikking met eindnummer 4 had, vermag het College niet in te zien. Verweerster heeft het bezwaar tegen deze tariefbeschikking dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
6.3 Tussen partijen is niet geschil dat het bezwaar van Woonzorgcentra Flevoland ingevolge de artikelen 6:18 en 6:19 Awb mede moet worden geacht te zijn gericht tegen de tariefbeschikking met eindnummer 5 die verweerster ambtshalve heeft genomen. Het College is niet gebleken dat verweerster heeft verzuimd op één van de bezwaren van Woonzorgcentra Flevoland tegen de tariefbeschikking met eindnummer 5 een beslissing te nemen. Wel heeft verweerster de betreffende bezwaren in het bestreden besluit samengevat weergegeven en is niet op ieder argument ter ondersteuning van een bezwaar afzonderlijk ingegaan. Artikel 7:12, eerste lid, Awb verzet zich hiertegen niet.
6.4 De tariefbeschikking met eindnummer 5 is genomen met inachtneming van de beleidsregel, die op haar beurt is vastgesteld op grond van een aanwijzing van de Staatssecretaris van VWS. Een vergelijkbaar systeem gold in het verleden onder de Wet tarieven gezondheidszorg. Volgens vaste jurisprudentie van het College kan in een beroepsprocedure tegen een tariefbeschikking niet alleen worden beoordeeld of deze op zichzelf juist is en in overeenstemming met een beleidsregel, maar ook, bij wege van exceptieve toetsing, of de aanwijzing en de ter uitvoering daarvan vastgestelde beleidsregel verbindende kracht moet worden ontzegd omdat zij de toets der rechtmatigheid niet kunnen doorstaan. Het College vindt geen aanleiding om deze benadering onder de sinds 1 oktober 2006 in werking zijnde Wmg te veranderen. Hoewel belanghebbenden zoals Woonzorgcentra Flevoland niet bij de bestuursrechter kunnen opkomen tegen een aanwijzing en een beleidsregel als zodanig, kunnen zij hun grieven tegen die instrumenten wel door de bestuursrechter beoordeeld krijgen in het kader van een procedure die is gericht tegen een tariefbeschikking.
6.4.1 Het College overweegt dat het systeem van macrobudgettering, resulterend in de jaarlijkse vaststelling van contracteerruimte, in vaste jurisprudentie niet onrechtmatig of anderszins onaanvaardbaar is geacht. De ondergrens is steeds de kwaliteit van de zorg.
6.4.2 Ingevolge artikel 91, eerste lid, Wfsv, voor zover hier van belang, doet het College zorgverzekering jaarlijks uitkeringen uit het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten ter dekking van de noodzakelijke uitgaven, gedaan voor de uitvoering van de in de AWBZ geregelde verzekering. Uit de tekst noch de toelichting bij dit artikel volgt dat een zorgaanbieder recht heeft op een volledige vergoeding voor de zorg die zij in het kader van de AWBZ heeft verleend en die boven het beschikbare budget uitgaat. Naar het oordeel van het College heeft verweerster zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat voormeld artikel niet aan het systeem van macrobudgettering in de weg staat.
6.4.3 Voor zover Woonzorgcentra Flevoland heeft betoogd dat bij de vaststelling van de contracteerruimte ten onrechte geen rekening is gehouden met de regionale verschillen in populatie en de werkelijke zorgvraag overweegt het College het volgende. Bij de introductie van het systeem van macrobudgettering is de vaststelling van regionale contracteerruimte gebaseerd op de som van de instellingsbudgetten in 2004. Niet in geschil is dat deze bedragen destijds waren afgestemd op de zorgvraag in de regio’s. In 2005 en 2006 zijn de bedragen geïndexeerd en verhoogd met de zogenoemde groeiruimte voor de toegenomen vraag naar zorg. Woonzorgcentra Flevoland heeft niet aannemelijk gemaakt dat zich in voormelde jaren demografische ontwikkelingen hebben voorgedaan die in betekenende mate de zorgvraag in de regio’s hebben doen wijzigen. De niet nader onderbouwde stelling van Woonzorgcentra Flevoland dat er in de regio Flevoland relatief veel 75+’ers zijn, is in dit verband onvoldoende. Gezien het voorgaande moet het ervoor worden gehouden dat de eventuele regionale verschillen in zorgvraag zijn verdisconteerd in de beleidsregel.
6.4.4 Het systeem van macrobudgettering brengt mee dat contracteerruimte kan resteren. Het College ziet geen aanknopingspunt voor het oordeel dat rechtens een verplichting bestaat om zorg die een zorgaanbieder heeft verleend boven het voor haar vastgestelde budget volledig te vergoeden. Het beroep van Woonzorgcentra Flevoland op de procedure over de herschikking 2006 kan haar verder niet baten. Het College heeft bij uitspraken van 30 december 2009 (bijvoorbeeld AWB 08/110 LJN: BL5632) de in dat kader ingestelde beroepen, voor zover hier van belang, ongegrond verklaard.
Het College merkt ten overvloede op dat ter zitting is gebleken dat de niet benutte contracteerruimte 2007 is ingezet ten behoeve van de contracteerruimte 2008.
6.4.5 In overeenstemming met artikel 4, vierde lid, van de aanwijzing is in de beleidsregel bepaald dat contracteerruimte kan worden overgeheveld. Deze overheveling behoeft – anders dan Woonzorgcentra Flevoland heeft gesteld – niet structureel door te werken in het beschikbare bedrag voor een zorgkantoorregio. Paragraaf 4.1 van de beleidsregel sluit een incidentele overheveling van contracteerruimte tussen zorgkantoorregio’s niet uit, mits zorgkantoren dit overeenkomen en communiceren aan verweerster. Daarnaast hanteert verweerster in overeenstemming met artikel 5, tweede lid, van de aanwijzing een knelpuntenprocedure. Deze procedure geldt blijkens de circulaire van verweerster van 10 augustus 2007 met het kenmerk IBON/ihot/Care/AWBZ/07/22c voor die situaties waarin evident aantoonbaar is dat het zorgkantoor binnen het vastgestelde financiële kader onvoldoende zorg kan contracteren om aan de wettelijke zorgplicht te voldoen. Het gaat volgens deze circulaire om cliënten die met een geldige indicatie geen toegang hebben tot de benodigde AWBZ-zorg binnen de zogenoemde Treeknormen. Ter zitting heeft verweerster nader toegelicht dat het leveren van meer zorg aan bestaande cliënten op de Treeknormen van invloed kan zijn. Door het leveren van meer zorg aan bestaande cliënten resteert namelijk minder capaciteit voor het verlenen van zorg aan nieuwe cliënten met een geldige indicatie. Aldus kunnen volgens verweerster de wachtlijsten waarop de Treeknormen zijn geënt, oplopen. Gezien het voorgaande heeft verweerster zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat mede door de overheveling van contracteerruimte en de knelpuntenprocedure kan worden gewaarborgd dat zorgaanbieders aan hun aanspraken uit de AWBZ kunnen voldoen.
6.4.6 Ter uitvoering van artikel 5, eerste lid, van de aanwijzing is in de beleidsregel bepaald dat, indien het totaal aan de ingediende budgetverzoeken leidt tot een overschrijding van het per zorgkantoor beschikbare bedrag, de overschrijding per zorgkantoorregio bij de zorgaanbieders naar rato van de toename van de aanvaardbare kosten zal worden gecorrigeerd. Verweerster heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de Wmg grondslag biedt voor deze vorm van tariefregulering. Uit artikel 57, zesde lid, Wmg, gelezen in samenhang met hetgeen in de Memorie van Toelichting (TK, 30 186, 2004-2005, nr. 3, pag. 70-71) daaromtrent is neergelegd, omvat tariefvaststelling namelijk tevens de mogelijkheid van een (generieke) korting op de tarieven. Voor zover Woonzorgcentra Flevoland heeft aangevoerd dat verweerster bij het toepassen van voormelde correctie de waarborgen in acht dient te nemen die bij zorginkoop gelden jegens zorgkantoren, overweegt het College dat er geen rechtsregel is die daartoe noopt.
6.5 Gezien voorgaande falen de beroepsgronden tegen het door verweerster gehanteerde beleidskader. Ten aanzien van de vraag of in de tariefbeschikking met eindnummer 5 een correcte uitvoering aan dit beleidskader is gegeven, overweegt het College het volgende.
6.5.1 Voor zover appellante heeft aangevoerd dat onduidelijk is op grondslag van welke aanvraag de correctie tot stand is gekomen, overweegt het College het volgende. Aan correctie in het kader van de julironde, die in de bestreden tariefbeschikking van 19 december 2007 ongewijzigd is toegepast, lag blijkens de stukken een aangehouden aanvraag van appellante en het zorgkantoor uit de maartronde ten grondslag. Het College kan appellantes stelling dat onduidelijkheid over deze grondslag kan bestaan niet volgen. Daarbij neemt het College in aanmerking dat verweerster appellante onder meer bij brief van 27 september 2007 heeft bericht dat in het kader van julironde op de aangehouden maartaanvraag zou worden beslist. Voor zover appellante heeft gesteld dat onduidelijk is hoe de correctie is berekend, stelt het College vast dat verweerster bij brief van 17 oktober 2007 een nadere toelichting op de berekening heeft gegeven. In de oplegger van de tariefbeschikking van 16 oktober 2007 wordt naar deze nadere toelichting verwezen. Het College is van oordeel dat verweerster hiermee voldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe de berekening van de toegepaste correctie, die conform artikel 4.3.3 van de beleidsregel naar rato heeft plaatsgevonden, tot stand is gekomen.
6.5.2 Aangezien de zorgvraag van de bevolking van Flevoland een omstandigheid betreft die in de beleidsregel is verdisconteerd, kan deze niet worden betrokken bij de beoordeling van de vraag of de beleidsregel voor Woonzorgcentra Flevoland gevolgen heeft die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Voor zover Woonzorgcentra Flevoland ter zitting heeft betoogd dat de kwaliteit van de zorg in gevaar is gekomen vanwege de op haar budget toegepaste correctie overweegt het College het volgende. Woonzorgcentra Flevoland heeft ter zitting onder meer gesteld dat met het bedrag van de correctie bijna 20 fulltime zorgmedewerkers zouden kunnen worden betaald. Afgezet tegen het aantal bewoners van de zorginstelling zou dat volgens Woonzorgcentra Flevoland circa 30 minuten extra zorg per dag per bewoner betekenen. Woonzorgcentra Flevoland heeft evenwel geen objectiveerbare feiten en omstandigheden aangedragen waaruit blijkt dat de kwaliteit van de zorg die binnen het budget is verleend, tekort heeft geschoten. Het College is gelet hierop van oordeel dat verweerster zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat in de kwaliteit van de zorg in dit geval geen bijzondere omstandigheid is gelegen die een afwijking van de beleidsregel kan rechtvaardigen.
6.6 Alles overziende komt het College tot de slotsom dat het beroep ongegrond moet worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.