ECLI:NL:CBB:2011:BT6184
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.L.W. Aerts
- H.A.B. van Dorst-Tatomir
- H.C. Cusell
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de goedkeurende accountantsverklaring in het kader van de Provinciale subsidieregeling natuurbeheer
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 13 september 2011, wordt de goedkeurende accountantsverklaring van appellant in het kader van de Provinciale subsidieregeling natuurbeheer beoordeeld. De zaak betreft een klacht die door klager, B, was ingediend tegen appellant en C RA, waarbij de raad van tucht op 26 mei 2009 een beslissing had genomen. Appellant had beroep aangetekend tegen deze beslissing, die betrekking had op de afgifte van een goedkeurende verklaring bij de eindafrekening van een subsidie voor de herinrichting van beken. De raad van tucht had geoordeeld dat appellant ten onrechte een goedkeurende verklaring had afgegeven, omdat hij niet had gecontroleerd of de benodigde vergunningen en documenten aanwezig waren in het dossier van de subsidieontvanger, het Waterschap Rijn en IJssel.
Tijdens de zitting bij het College werd duidelijk dat appellant had gecontroleerd of de aanlegvergunning aanwezig was, maar niet of deze vergunning betrekking had op het volledige traject van de beek zoals in de subsidieaanvraag was opgenomen. Het College oordeelde dat de raad van tucht ten onrechte had geoordeeld dat appellant een deugdelijke grondslag ontbrak voor zijn goedkeurende verklaring. Het College stelde vast dat de controle van de volledigheid van de projectadministratie niet alleen de aanwezigheid van een vergunning omvat, maar ook de relevantie van die vergunning voor het gehele project. Het College vernietigde de beslissing van de raad van tucht en verklaarde het beroep van appellant gegrond, waarbij het eerste klachtonderdeel ongegrond werd verklaard.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van registeraccountants bij het afgeven van goedkeurende verklaringen en de noodzaak om niet alleen te controleren op de aanwezigheid van documenten, maar ook op hun relevantie en volledigheid in het kader van de subsidievoorwaarden. Het College concludeerde dat appellant niet tekort was geschoten in zijn controlewerkzaamheden en dat de raad van tucht zijn oordeel niet had kunnen handhaven.