ECLI:NL:CBB:2011:BS7790
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.L.W. Aerts
- H.A.B. van Dorst-Tatomir
- H.C. Cusell
- Rechtspraak.nl
Verantwoordelijkheid van de accountant in cliëntrelaties en tuchtrechtelijke beoordeling
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 23 augustus 2011, wordt de verantwoordelijkheid van een accountant in relatie tot zijn cliënten beoordeeld. De zaak betreft een beroep van appellanten, bestaande uit zeven personen, tegen een beslissing van de raad van tucht voor registeraccountants en Accountants-Administratieconsulenten, die op 23 maart 2009 een klacht ongegrond verklaarde. De appellanten hadden een klacht ingediend tegen de accountant G AA, naar aanleiding van zijn advies omtrent de financiële en fiscale consequenties van schikkingsbedragen in een erfeniskwestie. De appellanten stelden dat er sprake was van een cliëntrelatie tussen hen en de accountant, wat door de raad van tucht niet werd erkend.
De procedure begon met een brief van de raad van tucht op 24 maart 2009, waarin de appellanten een afschrift van de beslissing ontvingen. Na het indienen van een beroepschrift op 20 mei 2009 en het indienen van grieven door de appellanten, vond op 8 maart 2011 een zitting plaats. Tijdens deze zitting werd de accountant vertegenwoordigd door zijn advocaat, terwijl de appellanten ook aanwezig waren.
Het College oordeelde dat de raad van tucht ten onrechte geen oordeel had gegeven over de cliëntrelatie, maar dat dit niet leidde tot vernietiging van de beslissing. Het College concludeerde dat er geen ondubbelzinnige aanwijzingen waren dat de accountant als zodanig voor de appellanten had gewerkt. De appellanten konden niet aantonen dat er een opdracht was gegeven aan de accountant, noch dat hij de schijn had gewekt dat hij deze had aanvaard. De tweede grief van de appellanten, die betrekking had op het advies van de accountant om een andere advocaat in te schakelen, werd eveneens verworpen. Het College concludeerde dat de accountant niet verplicht was om de appellanten te adviseren over hun advocaatkeuze, gezien zijn rol en de omstandigheden van de zaak. Uiteindelijk werd het beroep van de appellanten verworpen.