3. De bestreden besluiten
Met de nieuwe beslissing op bezwaar heeft verweerder de eerdere beslissing op bezwaar gedeeltelijk gewijzigd.
Met het bestreden besluit van 20 januari 2011 wordt de primaire beslissing tot oplegging van de heffing in die zin herroepen dat de heffing wordt opgelegd op basis van de gewijzigde heffingsverordening. Dit betekent voor de onderhavige heffing dat de wijzigingsverordening PT Vakheffing Bloembollen leverbaar oogstjaar 2007, tot grondslag van de heffing wordt gemaakt. Voor het overige blijft de beslissing op bezwaar van 17 februari 2009 in stand.
Met betrekking tot de in bezwaar aangevoerde gronden heeft verweerder zich in het besluit van 17 februari 2009 op het standpunt gesteld dat appellante als zelftelende broeier geen dubbele heffing betaalt. Zij betaalt over de bollen de vakheffing bloembollen en over de bloemen die uit die bollen voortkomen de vakheffing bloemkwekerijproducten. Bollen en bloemen zijn aparte producten; het productschap mag over beide producten een heffing opleggen. Als zelftelende broeier betaalt appellante alleen het telersdeel, niet het kopersdeel. Omdat zij dat kopersdeel niet betaalt, kan zij dat ook niet deels terugkrijgen. Dat is anders voor de broeier die zijn bollen koopt van een teler, omdat die broeier wel een kopersdeel doorberekend krijgt van de teler.
In het verweerschrift heeft verweerder daar aan toegevoegd dat de ratio achter het belasten van de zelftelende broeier met enkel het telersdeel en niet het kopersdeel is, dat de zelftelende broeier profiteert van de activiteiten die verweerder organiseert ten behoeve van telers van bloembollen en geen belang heeft bij promotie van bloembollen ten behoeve van de handel. Zij verkopen hun bloembollen niet, ze broeien af.
Op grond van artikel 10 van de Verordening zijn ook de zelftelende broeiers heffingsplichtig. Dat geen transactie plaatsvindt, maakt niet uit. Een transactie is geen voorwaarde voor de heffingplicht die bestaat voor degene die bloembollen uit eigen kraam aanwendt voor de teelt van bolbloemen. De heffingsgrondslag wordt vastgesteld na advies van de Normen en prijzencommissie. Deze geeft advies aan de hand van de prijzen die op veilingen zijn betaald voor bloembollen-leverbaar gedurende het jaar waarover heffing wordt opgelegd.
De stelling dat de kosten van keuringen door de Bloembollenkeuringsdienst (Bkd) niet door verweerder, maar door de ondernemer worden betaald en dus ten onrechte door verweerder in rekening worden gebracht, is niet juist. Voor het jaar 2007 gold dat slechts een klein deel van de keuringskosten door de ondernemer werd betaald. Het grootste deel van de keuringen werd door verweerder betaald. In 2007 vond vanwege de kleinere bijdrage van verweerder aan de Bkd een verlaging van de heffing plaats. Pas vanaf 2009 worden de kosten van de keuringen volledig en rechtstreeks door de ondernemer aan de Bkd betaald.
In het aanvullend verweerschrift stelt verweerder - voor zover voor de beoordeling van de onderhavige zaak van belang - dat de Wijzigingsverordening rechtsgeldig tot stand is gekomen aangezien de procedures uit de Wet op de bedrijfsorganisatie (hierna: Wbo) en het Instellingsbesluit Productschap Tuinbouw zijn gevolgd. De terugwerkende kracht van de Wijzigingsverordening is niet in strijd met het legaliteitsbeginsel of rechtszekerheidsbeginsel. De reparatie van de tekortkomingen behelst geen materiële wijziging van de heffingssystematiek, maar betreft louter een verduidelijking en reparatie van formele gebreken, waardoor heffingsplichtigen in het geheel niet zijn benadeeld. Naast de mogelijkheid van restitutie voor aankopende broeiers is in de Wijzigingsverordening alleen maar een verduidelijking opgenomen van de groep heffingsplichtigen. In artikel 2 is nu verduidelijkt dat ook de zelftelende broeier heffing verschuldigd is. In de oude verordeningen was de heffingsplicht alleen opgenomen in artikel 10. De zelftelende broeier was al wel heffingsplichtig. Voor het overige is de verordening niet gewijzigd, omdat de systematiek van doorberekening niet gelijk is aan de verordening over het oogstjaar 2004/2005 die door het College onverbindend is verklaard.