ECLI:NL:CBB:2011:BR5455

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
19 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/871
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
  • E.R. Eggeraat
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling proceskosten na intrekking beroep in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft A B.V. beroep ingesteld tegen de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie na de schorsing van haar vergunning voor het lange transport van varkens. De schorsing vond plaats op 27 februari 2008, waarna A B.V. bezwaar aantekende en het bestreden besluit wilde laten vernietigen, inclusief een proceskostenveroordeling. Het bezwaar werd op 25 september 2008 ongegrond verklaard, waarna A B.V. beroep instelde. Tijdens de procedure heeft het College op 7 januari 2011 een tussenuitspraak gedaan, waarbij de Minister werd opgedragen het besluit in overeenstemming te brengen met de wet. Op 17 maart 2011 trok de Minister het besluit in, met terugwerkende kracht tot 27 februari 2008. A B.V. trok daarop haar beroep in en verzocht om een proceskostenveroordeling.

Het College heeft vastgesteld dat de intrekking van het beroep plaatsvond omdat de Minister aan A B.V. tegemoetkwam, zoals bedoeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het College oordeelde dat A B.V. recht had op een kostenveroordeling, aangezien het bezwaar en beroep vóór de inwerkingtreding van het Wijzigingsbesluit Besluit proceskosten bestuursrecht waren ingesteld. De kosten van de beroepsmatige rechtsbijstand werden vastgesteld op € 1288,-, en de griffiekosten op € 288,-. De uitspraak werd gedaan door mr. E.R. Eggeraat, in tegenwoordigheid van griffier mr. F.E. Mulder, op 19 juli 2011.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
(vijfde enkelvoudige kamer)
AWB 08/871 19 juli 2011
11219 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
Regeling dierenvervoer 2007
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak van:
A B.V., te B, verzoekster,
gemachtigde: mr. J.J.J. de Rooij, advocaat te Tilburg,
tegen
de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, verweerder,
gemachtigden: mr. R. Duisterhof en mr. S. Koopman, beiden werkzaam bij verweerder.
1. Het procesverloop
Bij besluit van 27 februari 2008 heeft verweerder de vergunning van verzoekster voor het lang transport van varkens geschorst.
Bij brief van 8 april 2008 heeft verzoekster tegen dit besluit bezwaar aangetekend en verzocht om het bestreden besluit te vernietigen onder veroordeling van verweerder in de proceskosten.
Bij besluit van 25 september 2008 heeft verweerder het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 4 november 2008, bij het College binnengekomen op 5 november 2008, beroep ingesteld.
Bij brief van 5 december 2008 heeft verzoekster een aanvullend beroepschrift ingediend.
Bij brief van 2 februari 2009 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 9 februari 2009 heeft verweerder nadere stukken ingediend.
Op 19 oktober 2010 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij de gemachtigden van partijen zijn verschenen.
Bij tussenuitspraak van 7 januari 2011 heeft het College verweerder opgedragen het besluit van 25 september 2008 in overeenstemming te brengen met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) dan wel daarvoor in de plaats een ander besluit te nemen.
Bij besluit van 17 maart 2011 heeft verweerder zijn besluit van 27 februari 2008 ingetrokken, welke intrekking terugwerkt tot en met 27 februari 2008.
Bij brief van 9 mei 2011 heeft verzoekster het beroep ingetrokken en daarbij het College verzocht verweerder te veroordelen in de kosten van de procedure, waaronder de kosten van het griffierecht.
Bij brief van 25 mei 2011 heeft verweerder het College laten weten dat naar het oordeel van verweerder de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand maximaal € 874,- bedragen (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, tegen een waarde van € 437,- per punt, voor een zaak van gemiddeld gewicht). Verweerder ziet grond voor mindering van dit bedrag, nu het beroep is ingetrokken omdat gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen.
2. De beoordeling van het verzoek
2.1 Ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, Awb kan in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan aan de indiener daarvan geheel of gedeeltelijk is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 Awb in de kosten worden veroordeeld. Ingevolge artikel II van het Wijzigingsbesluit Besluit proceskosten bestuursrecht (Stb. 2009, 375) blijft ten aanzien van bezwaar of beroep dat vóór de datum van de inwerkingtreding van dit besluit is ingesteld de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht van toepassing zoals die luidde vóór de inwerkingtreding van dit besluit.
2.2 Het College stelt vast dat het beroep is ingetrokken omdat verweerder het primaire besluit heeft ingetrokken, welke intrekking terugwerkt tot en met de datum van dat besluit. Daarmee is verweerder aan verzoekster tegemoetkomen als bedoeld in artikel 8:75a Awb. Het College stelt voorts vast dat het bezwaar en het beroep zijn ingesteld vóór de inwerkingtreding van het Wijzigingsbesluit Besluit proceskosten bestuursrecht.
2.3 Gelet op het vorenstaande komt het verzoek om kostenveroordeling voor toewijzing in aanmerking en veroordeelt het College verweerder met toepassing van artikel 8:75a Awb in de kosten. Omdat verweerder geheel aan verzoekster is tegemoetgekomen, is het College van oordeel dat er geen grond bestaat voor mindering van dit bedrag. Op voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden de kosten van beroepsmatig verleende bijstand vastgesteld op
€ 1288,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, tegen een waarde van € 322,- per punt, voor een zaak van gemiddeld gewicht).
3. De beslissing
Het College:
- veroordeelt verweerder in de kosten die verzoekster in verband met het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, welke
kosten worden begroot op € 1288,- (zegge: twaalfhonderdachtentachtig euro).
- bepaalt dat verweerder de griffiekosten moet betalen ten bedrage van € 288,- (zegge: tweehonderdachtentachtig euro).
Aldus gewezen door mr. E.R. Eggeraat, in tegenwoordigheid van mr. F.E. Mulder als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 19 juli 2011.
w.g. E.R. Eggeraat w.g. F.E. Mulder