2. De grondslag van het geschil
2.1 Per 1 oktober 2006 is de Wet marktordening gezondheidszorg, hierna: Wmg, in werking getreden (Stb. 2006, 415). Deze wet is in de plaats getreden van de tot dan vigerende Wet tarieven gezondheidszorg (Wtg). Het College tarieven gezondheidszorg, hierna ook: verweerster, is bij de inwerkingtreding in rechte opgevolgd door verweerster. Ingevolge artikel 123 Wmg is een ingevolge de Wtg goedgekeurde beleidsregel gelijkgesteld met een ingevolge de Wmg vastgestelde beleidsregel en wordt een ingevolge de Wtg vastgesteld tarief aangemerkt als een op grond van de Wmg tot stand gekomen tarief.
Instellingen die AWBZ zorg verlenen dienden ten tijde van belang op grond van artikel 6, eerste lid, van de Algemene wet bijzondere ziektekosten, in verbinding met artikel 2, eerste lid, van het Besluit zorgaanspraken AWBZ, te beschikken over een door het College voor zorgverzekeringen verleende toelating. Bij die toelating werd en wordt ook thans – zij het op een andere wettelijke grondslag - verschil gemaakt tussen verzorgingshuizen (toegelaten voor verblijf, maar niet voor behandeling) en verpleeghuizen (toegelaten voor verblijf en behandeling).
In 2004 golden voor de vaststelling van budgetten van AWBZ instellingen naast de Beleidsregels ‘Aanvaardbare kosten’ - onder meer - de Beleidsregels met nummers II-627 en II-661, hierna: de Beleidsregels. Deze waren zowel van toepassing op instellingen toegelaten voor alleen verblijf, als op instellingen toegelaten voor zowel verblijf en behandeling.
De Beleidsregels voorzien onder meer in de parameter aanvullende zorg accent psychiatrische problematiek (AZP). De genoemde parameter geldt voor personen met – kort gezegd – een langdurige psychische stoornis, toegenomen zorgbehoefte en een beperkte zelfstandigheid. Ingevolge de Beleidsregels mogen de instellingen waarop deze beleidsregels van toepassing zijn, AZP verlenen, maar uitsluitend aan cliënten die verblijven in een instelling die zijn toegelaten voor verblijf en niet voor behandeling.
Met de invoering van de parameter AZP in de Beleidsregel II-627 in 2004 is de Beleidsregel nr. 459/III 624 (hierna Beleidsregel snijvlakmiddelen) beëindigd. Deze beleidsregel voorzag tot dan in de mogelijkheid projecten ‘op het snijvlak van ouderenzorg en GGZ’ te vergoeden. Bij invoering van de parameter AZP is door verweerster overwogen dat deze parameter alleen geldt voor patiënten die verblijven in een instelling toegelaten voor verblijf en niet voor behandeling (verzorgingshuizen). In een secretariaatsnota van verweerster, die op 15 december 2003 met het oog op de vaststelling van de beleidsregel II-627 openbaar is gemaakt, wordt erop gewezen dat AZP alleen kan worden geleverd aan cliënten in verzorgingshuizen omdat in de genormeerde personeels- en materiële kosten per bed en per dag voor instellingen toegelaten voor de functies verblijf en behandeling (verpleeghuizen) al met een hogere zorgzwaarte rekening was gehouden.
Bij brief van 20 oktober 2005 heeft de Staatssecretaris van het toenmalige ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) verweerster bericht dat met ingang van 1 januari 2006 € 80 miljoen beschikbaar zou worden gesteld ten behoeve van verpleeghuispatiënten met – onder meer – een psychiatrische aandoening. Verweerster heeft daartoe de in 2005 ook op andere onderdelen gewijzigde Beleidsregel ‘zorgzwaartetoeslag’ (CA-58) aangevuld.
2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Appellante exploiteert onder meer de instelling De Voord. De instelling verleent zorg ten laste van de AWBZ. De Voord is een verpleeghuis en beschikt derhalve over een toelating voor verblijf en behandeling.
- Op 1 maart 2004 heeft verweerster het door verpleeghuis De Voord en het zorgkantoor gezamenlijk ondertekende en op 26 februari 2004 gedateerde budgetformulier 2004 ontvangen.
- Op basis van voormeld formulier heeft verweerster op 7 april 2004 een tariefbeschikking met het kenmerk 140-7040-04-4 afgegeven.
- Appellante heeft bij brief van 11 april 2006 een eenzijdige aanvraag tot nacalculatie van haar aanvaardbare kosten 2004 bij verweerster ingediend.
- Het zorgkantoor, dat deze aanvraag niet mede ondertekend heeft, heeft verweerster bij brief van 12 april 2006 verzocht de nacalculatie nog niet te verwerken totdat met appellante overeenstemming op een aantal onderdelen zou zijn bereikt.
- Op 2 mei 2006 heeft verpleeghuis De Voord - eenzijdig - een herziene aanvraag gedaan.
- Het zorgkantoor heeft eveneens op 2 mei 2006 een eenzijdige aanvraag tot gewijzigde vaststelling van de aanvaardbare kosten van De Voord gedaan. Zij heeft daarbij - onder meer - toegelicht het niet eens te zijn geworden met De Voord over 1.999 dagen aanvullende zorg, accent psychiatrie (AZP) die in 2004 binnen de instelling De Voord aan eigen patiënten was verleend.
- Verweerster heeft vervolgens bij tariefbeschikking van 13 juli 2006, nummer 650-8430-06-3, de door appellante aan de ziektekostenverzekeraars en alle (niet) verzekerden in rekening te brengen tarieven vastgesteld. Hierin zijn de door appellante opgegeven posten conform de opgave van De Voord van 2 mei 2006 verwerkt.
- Het zorgkantoor heeft daartegen bij brief van 21 augustus 2006 een bezwaarschrift ingediend. Zij heeft haar bezwaren bij brief van 7 september 2006 nader gemotiveerd.
- Appellante heeft bij brief van 21 november 2006 gereageerd op het bezwaarschrift van het zorgkantoor.
- Op 7 december 2006 zijn het zorgkantoor en appellante naar aanleiding van het bezwaarschrift door verweerster gehoord.
- Vervolgens heeft verweerster het bestreden besluit genomen.