5. De beoordeling van het geschil
5.1 In geschil is de toepassing van de Beleidsregel die heeft geresulteerd in tariefbeschikkingen op tweezijdige – dat wil zeggen gezamenlijk door zorgaanbieders en zorgkantoren – ingediende aanvragen tot herschikking van overproductie. De Beleidsregel bood daartoe, in aanvulling op de in 2006 vigerende beleidsregels, de mogelijkheid. Zorgaanbieders konden ingevolge de Beleidsregel voor het jaar 2006 tot 1 maart 2007 (later verruimd tot 15 maart 2007) éénmalig de geïndiceerde AWBZ-zorg, die door hen was geleverd boven en onder het niveau van de productieafspraken tot en met oktober 2006, voor herschikking en onder de voorwaarden van de Beleidsregel in aanmerking te brengen. Van die mogelijkheid heeft onder andere appellante gebruik gemaakt door de door verweerster daartoe speciaal beschikbaar gestelde ‘formulieren herschikking 2006’ bij haar zorgkantoor in te dienen. Het zorgkantoor heeft de aanvraag gecontroleerd en, na deze te hebben mede ondertekend, doorgeleid naar verweerster. De betreffende aanvraag, die heeft geleid tot het onderhavige beroep, heeft verweerster afgewezen.
5.2 Het College verwijst naar hetgeen in haar uitspraken van 30 december 2009 in soortgelijke zaken is overwogen omtrent de Beleidsregel en de daarin opgenomen voorwaarden onder andere met betrekking tot de overproductie AVZ en het daarvoor geldende percentage van 33,9%. Het College is in die uitspraken reeds tot het oordeel gekomen dat de bezwaren tegen de Beleidsregel niet slagen. Ten aanzien van het in deze zaak nog resterende geschilpunt overweegt het College als volgt.
5.3 De berekening van de overproductie AVZ van een zorginstelling als appellante dient volgens verweerster te worden gebaseerd – in de door verweerster uiteengezette stap 1 van de toepassing van de Beleidsregel herschikking – op de totale overproductie in 2006 van de instelling. Overproductie is dan het verschil tussen de totale productieafspraak zoals deze blijkt uit het in de oktoberronde 2006 – de laatste reguliere ronde van het kalenderjaar – ingediende budgetformulier en de totale gerealiseerde productie, zoals vastgelegd in het formulier ‘verrekening herschikking 2006’. De totale overproductie van appellante in 2006 bedroeg volgens de NZa € 874.394. Partijen verschillen allereerst van mening over de berekening van de totale overproductie in 2006. Appellante heeft betoogd dat de aanvankelijke productieafspraak in verband met de overschrijding van de contracteerruimte zorgzwaartetoeslag ook moet worden toegepast op de berekening van de gerealiseerde productie, zodat geen sprake is van overproductie maar van een onderproductie van
€ 188.784. Het College overweegt hieromtrent dat de korting op de zorgzwaartetoeslag in geval van appellante betrekking heeft op geoormerkte gelden uit hoofde van een andere beleidsregel en losstaat van de toepassing van de Beleidsregel herschikking. Appellante heeft niet aangegeven waarop zij haar betoog dat de korting ook in mindering zou moeten worden gebracht op de totale gerealiseerde productie, baseert. Het College ziet in de toepasselijke beleidsregels geen aanknopingspunten voor de door appellante gewenste berekening, nog daargelaten dat, indien deze berekeningswijze zou worden gevolgd, bij appellante geen sprake meer zou zijn van overproductie in het jaar 2006 maar van onderproductie, waardoor appellante reeds hierom niet in aanmerking zou komen voor toepassing van de Beleidsregel herschikking.
5.4 Ten aanzien van het argument van appellante dat rekening moet worden gehouden met de door haar ingediende intramurale en extramurale overproductie overweegt het College als volgt. Verweerster heeft de overproductie AVZ van appellante, zijnde het verschil tussen de gerealiseerde productie AVZ ad € 8.054.213 en de productie afspraak AVZ van € 7.098.065, vastgesteld op een bedrag van € 956.148. De totale overproductie AVZ heeft verweerster vervolgens in mindering gebracht op de hierboven berekende totale overproductie van appellante van € 874.394. Doordat de overproductie van AVZ hoger is dan de totale overproductie van appellante heeft verweerster geen vergoeding van overproductie in het kader van de herschikking toegekend.
Ter zitting heeft verweerster met verschillende voorbeelden uiteengezet dat zij in alle gevallen de volledige gerealiseerde productie van alle budgetparameters, behalve de parameters die behoren tot de aanvullende verpleeghuiszorg (AVZ) - verleend aan de bewoners van verzorgingshuizen - heeft vergoed, óók als de realisatie uitgaat boven de afspraak voor die parameter. Dit geldt aldus verweerster ook voor de extramurale zorg. De toepassing van de AVZ voorwaarde uit de Beleidsregel herschikking heeft ertoe geleid dat vervolgens van de totale overproductie voor de berekening van de vergoeding in het kader van de herschikking, in mindering is gebracht het deel van de overproductie dat is veroorzaakt door een positief verschil tussen realisatie en afspraak van de AVZ, voorzover het percentage AVZ in de zorgkantoorregio en bij de instelling het landelijk gemiddelde van 33,9% te boven is gegaan. De wijze van toepassing door verweerster van de Beleidsregel en in het bijzonder van de voorwaarde die betrekking heeft op de overproductie AVZ komt het College niet onjuist voor.
Appellante heeft betoogd dat zij in aanmerking komt voor een hogere vergoeding en heeft een andere berekeningswijze toegepast, verwijzend naar de door haar ingediende lagere overproductie AVZ in het kader van de nacalculatie op basis van de Beleidsregel herschikking. Appellante komt tot een lager bedrag aan overproductie AVZ doordat zij eerst de overproductie AVZ verrekent – substitueert – met de onderproductie op andere intramurale productieparameters. Het aldus verkregen saldo – en niet de totale overproductie AVZ – zou vervolgens in de visie van appellante in mindering moeten worden gebracht op de totale overproductie. Op dezelfde manier wenst appellante ook de extramurale over- en onderproductie te substitueren, waardoor volgens haar berekening een (hoger) bedrag aan extramurale overproductie in het kader van de herschikking zou moeten worden vergoed.
Het College volgt appellante niet in haar betoog dat tot deze berekeningswijze heeft geleid. Verweerster heeft naar het oordeel van het College afdoende onderbouwd dat in de systematiek van de budgettering van instellingen als die van appellante geen onderscheid wordt gemaakt tussen de intramurale en de extramurale (over)productie. Binnen het toegekende budget bestaat immers de mogelijkheid van substitutie van de over- en onderproductie van alle budgetparameters. Verweerster heeft erop gewezen dat ook in het kader van deze Beleidsregel de mogelijkheid van substitutie van de gerealiseerde onder- en overproductie bestaat. Niet in geschil is dat verweerster dan ook terecht alle gerealiseerde productieafspraken in 2006 heeft gesubstitueerd bij het berekenen van het totale bedrag aan overproductie dat voor herschikking in het kader van de Beleidsregel in aanmerking komt. Anders dan appellante echter voorstaat, dient vervolgens het - na deze substitutie - verkregen totale bedrag aan overproductie (en na een eventuele, niet in geschil zijnde, correctie van het totale bedrag in verband met de overschrijding van de contracteerruimte), op grond van artikel 5.2.4 van de Beleidsregel, te worden verminderd met de totale overproductie AVZ. De stelling van appellante dat niet de totale overproductie AVZ in mindering moet worden gebracht, maar de door haar ingediende overproductie AVZ die zij berekend heeft na eerst een verrekening te hebben gepleegd met de intramurale onderproductie op andere parameters, volgt het College niet. Voor het oordeel dat een redelijke toepassing van de Beleidsregel met zich brengt dat voor de berekening van de overproductie AVZ opnieuw rekening moet worden gehouden met een substitutiemogelijkheid met de overige intramurale (onder)productie, ziet het College geen aanknopingspunten in de Beleidsregel. Het College volgt appellante ook niet in haar standpunt dat de extramurale overproductie niet geheel is vergoed. De gehele extramurale overproductie is immers reeds betrokken in de berekening door verweerster van de totale overproductie die voor vergoeding in aanmerking komt op grond van de Beleidsregel. Daarvan is door verweerster slechts afgetrokken het bedrag aan totale overproductie AVZ voor zover het percentage AVZ in de zorgkantoorregio en bij de instelling het landelijk gemiddelde van 33,9% te boven is gegaan.
Het argument van appellante dat zorgaanbieders, afhankelijk van de afspraken met de zorgkantoren in hun regio en het inkoopbeleid dat de zorgkantoren hanteren, gehouden zijn onderscheid te maken tussen intra- en extramurale (over)productie kan naar het oordeel van het College niet er toe leiden dat bij de toepassing van de Beleidsregel herschikking met dit gegeven rekening dient te worden gehouden bij de berekening van de overproductie AVZ en de toepassing van de voorwaarde vervat in artikel 5.2.4. van de Beleidsregel. Het College is voorts van oordeel dat uit de rubricering van de formulieren van verweerster, waarin - zoals verweerster heeft uiteengezet - ten behoeve van enige ordening en vereenvoudiging van de invulling een onderscheid hanteert tussen de intramurale en extramurale kosten, niet kan volgen dat in het kader van de toepassing van de Beleidsregel herschikking een onderscheid moet worden gemaakt tussen de intramurale en extramurale (over)productie en een extra substitutiemogelijkheid per soort overproductie zou moeten worden toegepast met het oog op de berekening van de AVZ overproductie waarop de voorwaarde van artikel 5.2.4 ziet. Het College neemt daarbij tevens in aanmerking dat de eenmalige herschikking op grond van deze Beleidsregel reeds een uitzondering vormt op de regel dat overproductie boven de gemaakte productieafspraken niet wordt vergoed.
5.5 In hetgeen door appellante voorts is aangevoerd ten aanzien van het verschil in de toepassing van de Beleidsregel en de uiteindelijke vergoeding van de AVZ overproductie in geval een zorgaanbieder meerdere rekenstaten heeft ingediend als gevolg van bij voorbeeld een fusie van meerdere bedrijfsonderdelen, vindt het College onvoldoende grond om vast te stellen dat sprake is van ongelijkheid, reeds omdat appellante niet heeft aangetoond een instelling te zijn die over meerdere bedrijfsonderdelen beschikt.
5.6 Het voorgaande brengt mee dat verweerster de overproductie AVZ van appellante terecht heeft vastgesteld op € 956.148. De overproductie AVZ dient in het geval van appellante op grond van de voorwaarde in artikel 5.2.4 van de Beleidsregel herschikking in mindering te worden gebracht op de totale overproductie van € 874.394, zodat appellante niet in aanmerking komt voor een vergoeding op grond van de Beleidsregel herschikking. Het College is van oordeel dat verweerster door de aanvraag van appellante in het kader van de Beleidsregel herschikking af te wijzen, op juiste wijze toepassing heeft gegeven aan het in 2006 toepasselijke beleid.
5.7 In hetgeen door appellanten is aangevoerd vindt het College geen aanleiding voor het oordeel dat verweerster in afwijking van het beleid tot een andersluidende beslissing had moeten komen.
5.8 Alles overziende komt het College tot de slotsom dat het beroep ongegrond moeten worden verklaard.
5.9 Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 Awb.