5. De beoordeling van het geschil
5.1 In geschil is de toepassing van de Beleidsregel die heeft geresulteerd in een tariefbeschikking op de door appellante en het zorgkantoor gezamenlijk ingediende aanvraag tot herschikking van overproductie. De Beleidsregel bood daartoe, in aanvulling op de in 2006 vigerende beleidsregels, de mogelijkheid. Zorgaanbieders konden ingevolge de Beleidsregel voor het jaar 2006 tot 1 maart 2007 (later verruimd tot 15 maart 2007) éénmalig de geïndiceerde AWBZ-zorg, die door hen was geleverd boven en onder het niveau van de productieafspraken tot en met oktober 2006, voor herschikking onder de voorwaarden van de Beleidsregel in aanmerking brengen.
5.2 De berekening van de overproductie AVZ van een zorginstelling als appellante dient volgens verweerster te worden afgeleid van de totale overproductie in 2006 van de instelling. Overproductie is dan het verschil tussen de totale productieafspraak zoals deze blijkt uit het in de oktoberronde 2006 - de laatste reguliere ronde van het kalenderjaar – ingediende budgetformulier en de totale gerealiseerde productie, zoals vastgelegd in het formulier ‘verrekening herschikking 2006’. Dit uitgangspunt komt, gelet op het bepaalde onder 5.2 van de Beleidsregel herschikking het College niet onredelijk voor.
5.3 Hiervan uitgaande heeft verweerster de overproductie 2006 van appellante vastgesteld van € 144.237 en een overproductie AVZ (op basis van de parameters H186 tot en met H188) van € 148.054 berekend. De overproductie AVZ komt niet voor vergoeding in aanmerking omdat appellante reeds voor 34 % van de verzorgingsdagen aanvullende zorg heeft afgesproken, welk percentage boven het landelijk gemiddelde van 33,9 % als bedoeld in 5.2.4 van de Beleidsregel uitgaat.
5.4 Appellante is met haar berekening uitgekomen op een lagere overproductie AVZ dan verweerster. Zij heeft het negatieve verschil tussen de realisatie en de afspraak van de parameter ‘aanvullende zorg psychiatrie’ (H190) gerekend tot de AVZ en “toegevoegd” aan haar overproductie, en is na verrekening van deze bedragen uitgekomen op een overproductie van ca. € 55.069, die zij als AVZ overproductie heeft ingediend.
5.5 Het College volgt appellante niet in haar betoog. Verweerster heeft in overeenstemming met de Beleidsregel herschikking de overproductie AVZ van appellante over 2006 vastgesteld op €148.054. Daarbij heeft zij, afdoende onderbouwd, het standpunt ingenomen dat onder aanvullende verpleeghuiszorg (AVZ) alleen zorg moet worden verstaan die met toepassing van de parameters H186 t/m H188 verleend wordt, waarbij als voorwaarde geldt dat wordt samengewerkt met een verpleeghuis en de Beleidsregel herschikking in de situatie van appellante niet in de mogelijkheid voorziet tot een vergoeding van overproductie op deze drie zorgparameters. De stelling van verweerster dat zorgparameter H190 een geheel andere vorm van zorg betreft (waarbij als voorwaarde geldt dat wordt samengewerkt met een GGZ instelling) die niet onder AVZ valt en waarvan de over- of onderproductie wel onder het toepassingsbereik van de Beleidsregel herschikking valt, komt het College juist voor.
5.6 Het voorgaande brengt mee dat de overproductie AVZ van appellante door verweerster terecht is vastgesteld op € 148.054. De onderproductie van circa € 60.000 op de parameter H190 kan, anders dan appellante en het zorgkantoor voorstaan, daarop niet in mindering worden gebracht. De berekeningswijze van appellante en het zorgkantoor is mitsdien niet de juiste.
5.7 Dit betekent dat de overproductie AVZ, op grond van de Beleidsregel herschikking niet voor vergoeding in aanmerking komt, nu deze hoger is dan de totale overproductie van appellante en boven het landelijk gemiddelde van 33,9% ligt.
5.8 Het College komt tot de slotsom dat verweerster door appellante in het kader van de Beleidsregel herschikking geen extra middelen toe te kennen, op juiste wijze toepassing heeft gegeven aan het in 2006 toepasselijke beleid.
5.9 In hetgeen door appellanten is aangevoerd vindt het College geen aanleiding voor het oordeel dat verweerster in afwijking daarvan tot een andersluidende beslissing had moeten komen. Het College neemt daarbij in aanmerking dat ook na het horen van de vertegenwoordiger van het zorgkantoor op 3 november 2010 2niet aannemelijk is geworden dat het hier een algemeen probleem in de regio betreft en gelijke aanspraken van diverse andere instellingen wel door verweerster zouden zijn gehonoreerd.
5.10 Het College acht ten slotte geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 Awb.