2. De beoordeling
2.1 De stukken die zijn opgesomd in de brief waarin de burgemeester heeft meegedeeld dat uitsluitend de voorzieningenrechter ervan kennis mag nemen, zijn de volgende:
- de twee adviezen van het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: het Bureau bibob) van 4 december 2007 en 9 december 2009;
- een brief van 10 december 2009 van het Bureau bibob aan de gemeente Amsterdam met een correctie van het tweede advies;
- zes brieven van Bureau bibob van 9 augustus 2007, 23 augustus 2007, 27 september 2007, 7 september 2009, 26 oktober 2009 en 3 december 2009 over de termijn waarbinnen de twee adviezen zouden worden gegeven.
In de map met de stukken waarop de mededeling van de burgemeester ziet, bevinden zich nog drie brieven, namelijk een brief van 6 november 2009 van de burgemeester aan A, en twee brieven van 1 augustus 2007 en van 4 september 2009 van de gemeente Amsterdam aan het Bureau bibob, inhoudende een overzicht van de stukken die aan het Bureau bibob zijn toegezonden in het kader van de twee adviesaanvragen. Nu de mededeling als bedoeld in artikel 8:29 Awb niet uitdrukkelijk ziet op deze drie brieven, de eerste brief al in het bezit is van A en de tweede en derde brief geen informatie bevat die noopt tot de conclusie dat de mededeling kennelijk abusievelijk niet daarop betrekking heeft, is het College van oordeel dat geen beslissing hoeft te worden genomen ten aanzien van deze drie brieven. Het College zal deze brieven terugzenden aan de burgemeester. De burgemeester kan vervolgens de stukken zonder meer indienen, ofwel de stukken indienen met een gemotiveerde mededeling als bedoeld in artikel 8:29 Awb.
2.2 Beoordeeld moet worden of beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is voor de negen stukken waarop de mededeling betrekking heeft. Het College stelt daarbij voorop dat deze beoordeling uitsluitend betrekking heeft op de procedure inzake het verzoek om voorlopige voorziening.
De beoordeling of de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is, vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt het belang dat partijen over en weer gelijkelijk beschikken over relevante informatie en dat de rechter alle informatie heeft die nodig is om de zaak juist en zorgvuldig af te doen. Anderzijds kan openbaarmaking van gegevens de belangen van een partij of van een derde, dan wel het algemeen belang onevenredig schaden.
2.3 Over de twee adviezen van het Bureau bibob en de correctie van het tweede advies overweegt het College dat deze behoren tot de op de zaak betrekking hebbende stukken. Anders dan A heeft betoogd, rust daarom op de burgemeester de verplichting om de (gecorrigeerde) adviezen aan de voorzieningenrechter te zenden, gelet op artikel 8:83, eerste lid, tweede volzin, Awb. Eveneens in afwijking van wat A heeft betoogd, is artikel 8:29 Awb op zichzelf wel van toepassing als een besluit is gebaseerd op een uitgebracht advies van het Bureau bibob. Niettemin moet artikel 8:29 Awb zo veel mogelijk worden toegepast in het licht van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet bibob). Daarbij is met name van belang dat een ieder verplicht is tot geheimhouding van gegevens met betrekking tot een derde, op grond van artikel 28, eerste lid, Wet bibob. Wel moet de indiener van een aanvraag van een vergunning die heeft geleid tot het uitbrengen van een advies door het Bureau bibob, de gelegenheid worden geboden het advies in te zien indien hij gebruik wenst te maken van de mogelijkheid om zijn zienswijze kenbaar te maken, zo volgt uit artikel 28, derde lid, Wet bibob.
Het College is van oordeel dat gelet op artikel 28, eerste lid, Wet bibob de beperking van de kennisneming van de twee adviezen en de correctie op het tweede advies gerechtvaardigd is, behalve ten aanzien van A. A heeft immers in het kader van het uitbrengen van een zienswijze over de weigering om de exploitatievergunningen te verlengen, al inzage gehad in de adviezen op grond van artikel 33, eerste lid, Wet bibob. Er is daarom geen gewichtige reden om hem in de onderhavige procedure inzage te onthouden.
2.4 Beperking van de kennisneming van de zes brieven van Bureau bibob over de termijn waarbinnen de twee adviezen zouden worden gegeven, acht het College niet gerechtvaardigd. Deze brieven zijn ook ter beschikking gesteld aan A, zij het dat de namen en telefoonnummers van de behandelend ambtenaren bij de gemeente Amsterdam en bij het Bureau bibob zijn weggelakt. Het College is van oordeel dat als het beroepsmatig handelen van een ambtenaar betreft, over het algemeen geen sprake zal zijn van een op grond van de persoonlijke levenssfeer te beschermen belang. In de motivering die de burgemeester ten grondslag heeft gelegd aan zijn mededeling dat uitsluitend de voorzieningenrechter kennis mag nemen van de stukken, ziet het College in het onderhavige geval geen aanleiding voor een andersluidend oordeel. Het College zal de brieven daarom aan de burgemeester terugzenden.
2.5 Het College verzoekt A uiterlijk op 15 juli 2011 schriftelijk kenbaar te maken of hij ermee instemt dat de voorzieningenrechter mede op grondslag van de twee adviezen van het Bureau bibob en de correctie op het tweede advies uitspraak doet op het verzoek om voorlopige voorziening. Indien A daarmee instemt, zal aan A geen afschrift worden verstrekt van deze stukken, maar zal hij daarin wel inzage kunnen krijgen. Indien A gebruik wil maken van deze mogelijkheid, dient hij contact op te nemen met de griffie van het College.