ECLI:NL:CBB:2011:BQ8674
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Weigering aanwezigheidsvergunning voor kansspelautomaten in horecagelegenheid
In deze zaak heeft appellante, een horecabedrijf gevestigd in Amsterdam, beroep ingesteld tegen de weigering van de burgemeester van Amsterdam om een aanwezigheidsvergunning voor twee kansspelautomaten te verlenen. De burgemeester had op 3 september 2010 besloten het bezwaar van appellante tegen een eerdere afwijzing van haar aanvraag, gedateerd 2 maart 2010, niet te honoreren. Appellante stelde dat haar horecagelegenheid, een restaurant, voldeed aan de eisen voor een hoogdrempelige inrichting zoals gedefinieerd in de Wet op de kansspelen, en dat de weigering onterecht was.
De procedure begon met de indiening van het beroep op 15 oktober 2010, waarna de zaak op 11 mei 2011 ter zitting werd behandeld. De centrale vraag was of de inrichting van appellante als hoogdrempelig kon worden gekwalificeerd. De wet definieert een hoogdrempelige inrichting als een horecagelegenheid waar het café- of restaurantbezoek op zichzelf staat en waar geen andere activiteiten plaatsvinden die een zelfstandige betekenis hebben. De burgemeester had geoordeeld dat de inrichting van appellante, gezien de aangeboden menukaart, niet voldeed aan deze criteria.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat de inrichting van appellante niet als een restaurant in de zin van de wet kon worden aangemerkt. De menukaart bood een breed scala aan gerechten, waaronder luxe broodjes en maaltijdsalades, en was niet primair gericht op de verstrekking van driecomponentenmaaltijden. Het College concludeerde dat de inrichting als laagdrempelig moest worden beschouwd, wat betekende dat geen vergunning voor kansspelautomaten kon worden verleend. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard, en het College zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.