ECLI:NL:CBB:2011:BQ8474
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- H.A.B. van Dorst-Tatomir
- B. Verwayen
- G.P. Kleijn
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de subsidievaststelling voor het programma starters op buitenlandse markten
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 7 juni 2011 uitspraak gedaan over de subsidievaststelling in het kader van de Subsidieregeling programma starters op buitenlandse markten 2004. Appellant, A, had een subsidie aangevraagd voor activiteiten die gericht waren op het internationaliseren van zijn onderneming. De subsidie was aanvankelijk toegekend, maar later door de Minister van Economische Zaken op nihil vastgesteld, omdat de activiteiten niet door appellant zelf waren uitgevoerd, maar door een Roemeens bedrijf, A Import SRL. Appellant voerde aan dat hij de activiteiten indirect had gefinancierd en dat de bedrijven dezelfde eigenaar hadden, wat volgens hem een administratieve dwaling was.
Het College heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Het College oordeelde dat de Minister terecht had vastgesteld dat appellant niet had voldaan aan de vereisten van de Subsidieregeling, maar dat de Minister in redelijkheid niet de subsidie op nihil had mogen vaststellen. Het College concludeerde dat appellant wel degelijk had gehandeld in overeenstemming met het doel van de regeling, namelijk het ondersteunen van kleine bedrijven bij het betreden van buitenlandse markten. Daarom heeft het College de subsidie vastgesteld op € 6.434,03, met een korting van 10% op het aanvankelijk aangevraagde bedrag, en heeft het het bestreden besluit van de Minister vernietigd.
De uitspraak benadrukt het belang van de naleving van de voorwaarden van de subsidieregeling, maar ook de noodzaak voor een redelijke beoordeling van de omstandigheden waaronder de subsidie is aangevraagd en uitgevoerd. Het College heeft de Minister opgedragen het griffierecht van appellant te vergoeden, aangezien het beroep gegrond werd verklaard.