4. De beoordeling van het geschil
4.1 De omvang van het geschil
EM-TÉ heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 8 december 2009 dat ziet op de verlening aan Super de Boer en Plus van een ontheffing tot 1 juli 2010. Nadien hebben burgemeester en wethouders twee besluiten genomen, ertoe strekkend om Super de Boer en Plus nog eens voor een jaar ontheffing te verlenen. Burgemeester en wethouders hebben deze besluiten vorm gegeven als een wijziging van de eerste ontheffingen, waarbij zij de duur van de ontheffing hebben verlengd. Zij hebben de besluiten echter pas op 1 juli 2010 verzonden, dus nadat de termijn van de eerste ontheffingen was verstreken. Dit brengt mee dat deze besluiten geen wijzigingsbesluiten als bedoeld in artikel 6:18 zijn zoals burgemeester en wethouders hebben betoogd. Het College is daarom van oordeel dat de besluiten die zijn verzonden op 1 juli 2010 zo moeten worden begrepen dat burgemeester en wethouders daarbij opnieuw voor de duur van één jaar ontheffing hebben verleend aan Super de Boer en Plus. Dit zijn dus nieuwe primaire besluiten waartegen apart rechtsmiddelen kunnen worden – en zo als ter zitting is gebleken ook zijn – aangewend. De rechtmatigheid van deze besluiten - en in dat kader ook de vraag of burgemeester en wethouders zijn afgeweken van de door henzelf gekozen verdelingsmethode - kan in deze procedure niet aan de orde komen. Ter beoordeling staat alleen het besluit van 8 december 2009.
4.2 Het dictum van het besluit van 8 december 2009
Het College stelt vast dat burgemeester en wethouders bij de beslissing op het bezwaar van 8 december 2009 hebben besloten de ontheffingen in stand te laten. Daarmee is voldoende duidelijk waartoe het bestreden besluit strekt. Dat burgemeester en wethouders in het besluit niet uitdrukkelijk hebben vermeld of zij het bezwaar gegrond dan wel ongegrond hebben verklaard, is dan ook geen reden voor vernietiging.
4.3 De verlening van ontheffing voor supermarkten die geen avondwinkel zijn
Zoals het College heeft overwogen in zijn uitspraak van 14 februari 2008 (nr. AWB 07/259, www.rechtspraak.nl, LJN BC4612), volgt uit de tekst van artikel 3, vierde lid, Winkeltijdenwet niet dat ontheffing alleen kan worden verleend ten behoeve van een winkel die op werkdagen buiten de reguliere openingstijden dus vóór 6 uur en na 22 uur met een daartoe gegeven ontheffing geopend mag zijn. Een dergelijke beperking is evenmin opgenomen in artikel 6 van de Verordening winkeltijden gemeente Uden en artikel 3 van de Verordening winkeltijdenwet. Dat in het kopje van de twee hiervoor genoemde bepalingen in de gemeentelijke verordeningen het woord 'avondwinkels' is vermeld, is voor het College geen reden om in afwijking van de letterlijke tekst van de bepalingen, de mogelijkheid om ontheffing te verlenen te beperken tot die winkels die eveneens een ontheffing hebben om op werkdagen buiten de reguliere winkeltijden open te zijn. Dat Super de Boer en Plus, buiten de tijden waarvoor ontheffing is verleend, op werkdagen de reguliere openingstijden moeten aanhouden, kon voor burgemeester en wethouders dus geen reden zijn om de gevraagde ontheffingen te weigeren.
4.4 De eis om op zon- en feestdagen tussen 0 en 16 uur gesloten te zijn
Over het betoog van EM-TÉ dat Super de Boer en Plus niet voldoen aan de voorwaarden voor verlening van ontheffing, omdat zij op zon- èn feestdagen tussen 0 en 16 uur gesloten moeten zijn, en onvoldoende duidelijk is of de supermarkten inderdaad op zondagen tussen 0 en 16 uur gesloten zijn, overweegt het College als volgt.
Hoewel dit niet met zoveel woorden in de ontheffingen zoals die thans gelden, is vermeld, is tussen partijen niet in geschil dat Super de Boer en Plus alleen voor de zondagen om ontheffing hebben gevraagd en dat burgemeester en wethouders de ontheffingen ook alleen voor de zondagen hebben beoogd te verlenen. Het College gaat er met partijen daarom vanuit dat de ontheffingen alleen gelden voor de zondagen, niet zijnde de feestdagen die zijn vermeld in artikel 2, eerste lid, onder b, van de Winkeltijdenwet. Anders dan EM-TÉ heeft betoogd, staan noch de Winkeltijdenwet, noch de gemeentelijke verordeningen eraan in de weg dat burgemeester en wethouders alleen voor de zondagen ontheffing verlenen en niet voor alle dagen die onder de verboden van artikel 2, eerste lid, onder a en b, van de Winkeltijdenwet vallen.
De verplichting van artikel 3, vierde lid, van de Winkeltijdenwet om gesloten te zijn van 0 tot 16 uur geldt voor die dagen waarvoor ontheffing is verleend, zo oordeelt het College. In het onderhavige geval gelden de ontheffingen alleen voor de zondagen. Op die dagen geldt dus de genoemde verplichting. Ten overvloede overweegt het College dat op de dagen waarvoor geen ontheffing is verleend, het verbod van artikel 2, eerste lid, van de Winkeltijdenwet onverkort geldt. Dat betekent dat het betoog van EM-TÉ dat Super de Boer en Plus niet alleen op de zondagen tussen 0 en 16 uur gesloten moeten zijn, maar ook op de feestdagen genoemd in artikel 2, eerste lid, onder b, van de Winkeltijdenwet, niet slaagt. Wat betreft de voorgeschreven sluiting op zondag 20 december 2009, staat tussen partijen vast dat de twee supermarkten zich hieraan hebben gehouden. Gelet hierop behoeft het betoog van EM-TÉ dat burgemeester en wethouders zich hiervan tevoren onvoldoende hebben vergewist, thans geen bespreking meer.
4.5 De verkoop van eet- en drinkwaren
Het College overweegt het volgende over de vraag of burgemeester en wethouders zich op goede gronden op het standpunt hebben gesteld dat Super de Boer en Plus voldoen aan het vereiste dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk eet- en drinkwaren verkopen.
In het kader van de procedure over de ontheffingen hebben Super de Boer en Plus twee stukken overgelegd. Daarin wordt melding gemaakt van een omzet van 90,75%, respectievelijk 89% aan eet- en drinkwaren. Deze cijfers zijn door EM-TÉ niet betwist. Het College is van oordeel dat EM-TÉ in het licht van de door Super de Boer en Plus overgelegde stukken onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de twee supermarkten desondanks niet hoofdzakelijk eet- en drinkwaren verkopen. Het assortiment van Super de Boer en Plus hoefde voor burgemeester en wethouders dus geen reden te zijn om de gevraagde ontheffingen te weigeren.
4.6 De verdeling van ontheffingen
Over de wijze waarop burgemeester en wethouders de ontheffingen aan gegadigden dienden toe te wijzen, is noch in de Winkeltijdenwet, noch in de Verordening een bepaling opgenomen. Burgemeester en wethouders hebben in de procedures die tot de in beroep bestreden besluiten hebben geleid, de ontheffingen verleend op volgorde van binnenkomst van de verzoeken. Deze verdelingsmethode is in beginsel niet in strijd met het rechtszekerheids- en zorgvuldigheidsbeginsel. Niet is in geschil dat op het moment waarop burgemeester en wethouders aan Super de Boer en Plus een ontheffing verleenden, zij de eerste supermarkten waren die een verzoek om ontheffing hadden ingediend. Van een situatie waarin alle ruimte om ontheffingen te verlenen reeds was benut en nieuwe ruimte werd gecreëerd zonder dat andere ondernemers de gelegenheid is geboden mee te dingen naar die vrijgekomen ruimte – zoals het geval was in de zaak waarover het College in haar uitspraak van 3 juni 2009 oordeelde – is met betrekking tot de in casu verleende ontheffingen (dus de ontheffingen die duurden tot 1 juli 2010) geen sprake. De door EM-TÉ getrokken vergelijking gaat dan ook niet op. Burgemeester en wethouders mochten aldus de ontheffingen aan Super de Boer en Plus verlenen die in deze procedure aan de orde zijn.
4.7 De conclusie
Het College oordeelt het beroep ongegrond. Er is geen aanleiding om burgemeester en wethouders te veroordelen in de proceskosten van EM-TÉ.