ECLI:NL:CBB:2011:BQ1674

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
7 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/1076
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontheffing zondagavondopenstelling supermarkt in centrumgebied

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 7 april 2011 uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag voor een ontheffing op basis van de Winkeltijdenwet. Appellante, Coop Supermarkten B.V., had een aanvraag ingediend voor openstelling van haar supermarkt op zondagavond. De burgemeester en wethouders van gemeente A hebben deze aanvraag op 29 maart 2010 afgewezen, en dit besluit werd later in de bezwaarprocedure bevestigd. De gemeente baseerde de afwijzing op de vrees voor overlast in de woon- en leefomgeving door de openstelling van de supermarkt in het centrumgebied van A.

De relevante wetgeving, artikel 3, lid 4 van de Winkeltijdenwet, staat gemeenten toe om ontheffingen te verlenen voor openstelling op zondag, maar de gemeente A had in haar verordening vastgelegd dat alleen winkels buiten het centrumgebied in aanmerking komen voor een dergelijke ontheffing. Het College oordeelde dat de beleidskeuze van de gemeente om geen ontheffing te verlenen voor winkels in het centrumgebied niet onredelijk of onrechtmatig was. De appellante betoogde dat de beleidsregels niet van toepassing zouden zijn op het centrumgebied, maar het College wees dit argument af.

Het College concludeerde dat de burgemeester en wethouders op goede gronden de aanvraag van appellante hebben afgewezen, en dat de gemaakte beleidskeuze niet willekeurig was. De uitspraak resulteerde in de verklaring dat het beroep van appellante ongegrond was, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken door mr. C.J. Waterbolk, met mr. M.J. van Veen als griffier.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
(zesde enkelvoudige kamer)
AWB 10/1076 7 april 2011
12500 Winkeltijdenwet
Uitspraak in de zaak van:
Coop Supermarkten B.V., voorheen handelend onder de naam CoopCodis Winkelbedrijven B.V., te Velp, appellante,
gemachtigde: mr. J.P. Hoegee, advocaat te Nijmegen,
tegen
burgemeester en wethouders van A, verweerders,
gemachtigde: C, ambtenaar bij de gemeente A.
1. De procedure
Bij besluit van 29 maart 2010 hebben verweerders de aanvraag van appellante om een ontheffing als bedoeld in artikel 3, vierde lid, van de Winkeltijdenwet ten behoeve van de openstelling op zondagavond van haar supermarkt aan de B te A afgewezen.
Bij besluit van 31 augustus 2010 hebben verweerders het hiertegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit is namens appellante bij brief van 12 oktober 2010, per fax bij het College binnengekomen op dezelfde dag, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn nadien bij afzonderlijke brief ingediend.
Verweerder heeft de gedingstukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Op 24 februari 2011 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgevonden, waarbij verweerders hun standpunt hebben toegelicht bij monde van hun gemachtigde. Appellante is met voorafgaand bericht niet verschenen.
2. De beoordeling van het geschil
2.1 In dit geding staat de vraag centraal of verweerders, ook na heroverweging in de bezwaarprocedure, op goede gronden de door appellante gevraagde ontheffing ten behoeve van openstelling van haar supermarkt op zondag na 16.00 uur hebben afgewezen. Verweerders hebben dit besluit, samengevat en onder verwijzing naar beleidsregels, doen steunen op de overweging dat openstelling op zondagavond van een supermarkt in het centrumgebied van A zal leiden tot overlast in de woon- en leefomgeving.
2.2 Ingevolge artikel 3, vierde lid, van de Winkeltijdenwet kan de gemeenteraad bij verordening aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid verlenen op een daartoe strekkende aanvraag en met inachtneming van de in die verordening gestelde regels ontheffing te verlenen van de in artikel 2, eerste lid, onder a en b, vervatte verboden, voor zover het winkels betreft die gesloten zijn op de in die verboden bedoelde dagen tussen 0 uur en 16 uur, en waar uitsluitend of hoofdzakelijk eet- en drinkwaren plegen te worden verkocht met uitzondering van sterke drank als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Drank- en Horecawet. De verordening bepaalt in ieder geval het aantal winkels waarvoor in de gemeente ontheffing kan worden verleend. Dit aantal kan ten hoogste één winkel per 15.000 inwoners van de gemeente zijn of, indien het inwonertal lager is dan 15.000, één winkel.
Op grond van artikel 6, eerste lid, van de Verordening winkeltijden gemeente A (hierna: de Verordening) is het college bevoegd te beslissen op een ontheffingsaanvraag van de in artikel 2, eerste lid, onder a en b, van de Winkeltijdenwet vervatte verboden ten behoeve van winkels, die gesloten zijn op de in die verboden bedoelde zon- en feestdagen tussen 0 en 16.00 uur. De ontheffing kan worden geweigerd indien de woon- en leefsituatie of de openbare orde in de omgeving van de winkel op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de openstelling van de winkel.
2.3 Door middel van de “Beleidsregels artikel 6 verordening winkeltijden A” (hierna te noemen: de beleidsregels) hebben verweerders invulling gegeven aan hun bevoegdheid op grond van artikel 6 van de Verordening. Voor zover voor deze procedure van belang hebben verweerders in de beleidsregels vastgelegd dat uitsluitend winkels die zijn gevestigd buiten het centrumgebied van A, in aanmerking kunnen komen voor een ontheffing voor zondagavondopenstelling. Verweerders zijn daartoe overgegaan met het oog op de woon- en leefsituatie in het centrum. Het aantal bezoekers en verkeersbewegingen in het centrum zal op zondagen flink stijgen. Daarnaast vinden in het centrum van A op zondagen al veel vaste grote evenementen plaats, waaronder de Kermis en het Hanzefeest. Gelet daarop zijn verweerders van mening dat de gevraagde openstelling van een avondwinkel in het centrum op zondag zal leiden tot een niet gewenste aantasting van de woon- en leefsituatie van omwonenden.
2.4 Appellante betoogt tevergeefs dat voor het centrumgebied geen beleidsregels zouden gelden. In artikel 2 van de Beleidsregels zijn de criteria weergegeven om in aanmerking te komen voor een ontheffing voor openstelling op zondagavond. Winkels binnen het centrumgebied komen niet in aanmerking. In de toelichting hebben verweerders de achtergronden van deze beleidsregel uiteengezet. Daarmee is voldoende duidelijk dat de beleidsregels een nadere invulling geven van de ontheffingsmogelijkheden, in die zin dat verweerders ervoor hebben gekozen om alleen aan een supermarkt buiten het stadscentrum een ontheffing te verlenen. Dat betekent niet dat de reikwijdte van de beleidsregels beperkt is tot buiten het centrum.
2.5 De subsidiaire beroepsgrond van appellante, inhoudende dat de beleidsregels wegens strijd met de wet onverbindend moeten worden geacht, treft evenmin doel. De Winkeltijdenwet biedt gemeentebesturen de mogelijkheid om bij gemeentelijke verordening de zondagavondopenstelling van onder meer supermarkten te regelen. De gemeente kan openstelling op zondag toestaan, doch kan er ook voor kiezen zondagavondopenstelling uit te sluiten door geen verordening vast te stellen. Dat verweerders op een aanvraag om ontheffing moeten beslissen met inachtneming van de bij verordening gestelde regels betekent niet dat eventuele bij de afweging te maken beleidskeuzes - zoals in dit geval de vraag waar verweerders met het oog op het woon- en leefklimaat zondagavondopenstelling willen toestaan - ook bij verordening moeten worden geregeld. Gelet op de aan verweerders toekomende beleidsvrijheid ziet het College geen aanleiding voor het oordeel dat verweerders bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot een splitsing tussen het centrumgebied en het daarbuiten gelegen deel van A konden komen. Verweerders hebben in het bestreden besluit en in het verweerschrift duidelijk de achtergronden van die beleidskeuze uiteengezet. Naar het oordeel van het College is die keuze niet willekeurig of anderszins onrechtmatig. Dat de gebiedsverdeling er in dit geval toe leidt dat appelante, die haar vestiging in het centrum heeft, niet voor een ontheffing in aanmerking komt en een buiten het centrum gelegen supermarkt wel, maakt dit niet anders. Het College acht de door verweerders gemaakte beleidskeuze te minder onrechtmatig of onrechtvaardig nu er gelet op het aantal inwoners van de gemeente A slechts ruimte is voor één ontheffing. 2.6 Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard. Het College ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
3. Beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. C.J. Waterbolk, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van Veen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 7 april 2011.
w.g. C.J. Waterbolk w.g. M.J. van Veen