ECLI:NL:CBB:2011:BP2676

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
7 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/1179
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen overzicht geregistreerde toeslagrechten

In deze zaak heeft de Maatschap A, B en C, appellante, beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, verweerder, dat het bezwaar van appellante tegen het overzicht van geregistreerde toeslagrechten niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het overzicht, dat op 10 juni 2009 aan appellante is verstuurd, betreft de op haar naam geregistreerde toeslagrechten per 15 mei 2006. Appellante heeft het overzicht ontvangen in het kader van een herbeoordeling van haar toeslagrechten, die eerder bij besluit van 23 februari 2009 waren vastgesteld.

De procedure begon met een brief van appellante op 9 september 2009, waarin zij beroep aantekende tegen het besluit van verweerder. Tijdens de zitting op 3 december 2010 was appellante niet aanwezig, maar verweerder heeft zijn standpunt toegelicht. Het College moest beoordelen of het overzicht als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan worden aangemerkt, aangezien alleen tegen besluiten bezwaar kan worden gemaakt.

Het College concludeert dat het overzicht geen besluit is, omdat het geen wijziging aanbrengt in de reeds vastgestelde toeslagrechten van appellante. Het overzicht was enkel bedoeld voor administratieve doeleinden en gaf geen actuele situatie weer. De appellante had ook geen bezwaar kunnen maken tegen het omnummeren van de toeslagrechten, zoals duidelijk in de toelichting bij het overzicht was vermeld.

Uiteindelijk heeft het College geoordeeld dat verweerder terecht het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep van appellante is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, met mr. C.M. Leliveld als griffier, op 7 januari 2011.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
Zesde enkelvoudige kamer
AWB 09/1179 7 januari 2011
5101 Regeling GLB-inkomenssteun 2006
Uitspraak in de zaak van:
Maatschap A en B en C, te D, appellante,
gemachtigde: ir. S. Boonstra, werkzaam bij LTO Noord Advies te Drachten,
tegen
de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, verweerder,
gemachtigde: bc. R. Weltevreden, werkzaam bij verweerders Dienst Regelingen.
1. De procedure
Appellante heeft bij brief van 9 september 2009, per fax bij het College binnengekomen op dezelfde datum, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 13 augustus 2009.
Bij dit besluit heeft verweerder het bezwaar van appellante gericht tegen het overzicht geregistreerde toeslagrechten van 10 juni 2009, waarin de op naam van appellante geregistreerde toeslagrechten per 15 mei 2006 staan weergegeven, niet-ontvankelijk verklaard.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en de op de zaak betrekking hebbende stukken toegezonden.
Op 3 december 2010 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij verweerder bij monde van zijn gemachtigde zijn standpunt nader heeft toegelicht. Appellante is met voorafgaand bericht niet verschenen.
2. De beoordeling van het geschil
2.1 Het College dient in deze zaak te beoordelen of verweerder het bezwaar van appellante terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daartoe is beslissend of het in geding zijnde, bij brief van 10 juni 2009 aan appellante verstuurde overzicht van de per 15 mei 2006 op appellantes naam geregistreerd staande toeslagrechten als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) dient te worden aangemerkt. Alleen tegen een besluit kan immers bezwaar worden gemaakt.
2.2 Vast staat dat appellante het overzicht heeft ontvangen in verband met de omnummering van de toeslagrechten die per 15 mei 2006 op haar naam staan. De toeslagrechten van appellante zijn opnieuw genummerd omdat er een herbeoordeling is geweest van de destijds door appellante aangevraagde toeslagrechten. Die herbeoordeling heeft geresulteerd in een besluit van 23 februari 2009, waarbij verweerder, gevolg gevend aan een eerdere uitspraak van het College van 8 januari 2009 (AWB 07/238), aan appellante 23,47 toeslagrechten met een waarde per toeslagrecht van €512,27 en een totale waarde van €12.022,98 heeft toegewezen.
2.3 Het overzicht van geregistreerde toeslagrechten is geen besluit. Het aantal en de waarde van appellantes toeslagrechten zijn immers eerder, laatstelijk bij besluit van
23 februari 2009, vastgesteld. Het overzicht van de stand van zaken per 15 mei 2006 verandert hier niets aan en brengt dus geen wijziging in appellantes aanspraken.
2.4 Appellante betoogt overigens terecht dat het overzicht niet de actuele situatie weergeeft, en dat - anders dan de toelichting bij het overzicht vermeldt - de ophoging van de suiker- en cichoreicomponent in 2008 (nog) niet is verwerkt in de waarde van de toeslagrechten. Vast staat dat bij de uitbetaling van toeslagrechten over het jaar 2008 wel van het juiste bedrag is uitgegaan, te weten €15.951,15. Het overzicht is blijkbaar opgesteld met als enige doel een administratieve aanpassing van de stand van zaken per 15 mei 2006. Dat dit tot verwarring bij appellante heeft geleid is niet onbegrijpelijk.
2.5 Anders dan appellante stelt blijkt uit het overzicht voldoende duidelijk dat daartegen geen bezwaar openstond. Onder het kopje “reden overzicht” is immers vermeld: “omnummeren toeslagrechten”. In de toelichting bij het overzicht staat duidelijk dat tegen het omnummeren van toeslagrechten geen bezwaar kan worden gemaakt.
2.6 Aangezien er redelijkerwijs geen twijfel mogelijk was over het rechtskarakter van het in geding zijnde overzicht heeft verweerder op goede gronden het standpunt ingenomen dat het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk was. Dit betekent dat verweerder ervan heeft kunnen afzien om appellante over het bezwaar te horen.
2.7 Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75 Awb bestaat geen aanleiding.
6. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. C.J. Waterbolk, in tegenwoordigheid van mr. C.M. Leliveld als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 7 januari 2011.
w.g. C.J. Waterbolk w.g. C.M Leliveld