ECLI:NL:CBB:2010:BO8992
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Hoger beroep
- E.R. Eggeraat
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen verzetuitspraak rechtbank inzake appelverbod en procesorde
In deze zaak heeft appellante, A B.V., hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 12 mei 2010, waarin het verzet van appellante tegen een eerdere uitspraak van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) ongegrond werd verklaard. De rechtbank had geoordeeld dat er geen grond was voor het verzet, en appellante stelde dat AFM haar niet in de gelegenheid had gesteld om haar standpunt mondeling toe te lichten, wat volgens haar een schending van de goede procesorde inhield. De zitting vond plaats op 30 november 2010, waar beide partijen vertegenwoordigd waren door hun advocaten.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat volgens artikel 20, derde lid, van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisaties (Wbbo) tegen de uitspraak van de rechtbank geen hoger beroep kan worden ingesteld. Het College kan echter wel kennisnemen van een hoger beroep als er sprake is van een ernstige schending van de eisen van een goede procesorde of fundamentele rechtsbeginselen. Appellante betoogde dat de rechtbank de schendingen niet had onderkend en dat er aanleiding was voor doorbreking van het appelverbod.
Het College heeft echter geoordeeld dat de argumenten van appellante niet voldoende waren om het appelverbod te doorbreken. Het College concludeerde dat er geen ernstige schending van de procesorde was aangetoond en dat de inhoudelijke beoordeling van de rechtbank niet voldoende was voor doorbreking van het appelverbod. Daarom verklaarde het College zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen. De uitspraak werd gedaan op 21 december 2010.