ECLI:NL:CBB:2010:BO8298
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Ambtshalve registratie van een onderneming in de afbouwsector en de werkingssfeer van het Bedrijfschap Afbouw
In deze zaak heeft A B.V. beroep ingesteld tegen een besluit van het Bedrijfschap Afbouw, waarbij haar bezwaar tegen een ambtshalve registratie ongegrond werd verklaard. De procedure begon met een brief van appellante op 27 oktober 2009, waarin zij bezwaar maakte tegen het besluit van 18 september 2009, dat haar registratie als onderneming in de afbouwsector vaststelde. Het Bedrijfschap had vastgesteld dat appellante werkzaamheden verrichtte die onder zijn werkingssfeer vielen, maar appellante betwistte dit. Tijdens de zitting op 6 oktober 2010 was appellante niet aanwezig, maar verweerder was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De kern van het geschil draaide om de vraag of de werkzaamheden van appellante, die zich voornamelijk richtten op vloerisolatie en het schuren van vloeren, onder de werkingssfeer van het Bedrijfschap Afbouw vielen. Het College oordeelde dat de registratie van appellante terecht was, omdat zij activiteiten verrichtte die onder de definitie van 'vloerenbedrijf' vielen, zoals vastgelegd in het Instellingsbesluit. Het College concludeerde dat de werkzaamheden van appellante, waaronder het schuren en schoonmaken van vloeren, inderdaad onder de werkingssfeer van het Bedrijfschap vielen, en dat verweerder niet verplicht was om verder uit te leggen wat onder 'niet constructieve bouwkundige aard' werd verstaan.
Het College verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de reikwijdte van de werkingssfeer van het Bedrijfschap Afbouw en de verantwoordelijkheden van ondernemingen binnen deze sector.