ECLI:NL:CBB:2010:BO5382
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Herziening
- E.R. Eggeraat
- M.A. van der Ham
- M.M. Smorenburg
- Rechtspraak.nl
Herziening van een bestuursrechtelijke uitspraak inzake besmetverklaring door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
In deze zaak hebben verzoekers A en B, gevestigd te C, een herzieningsverzoek ingediend bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Dit verzoek betreft een eerdere uitspraak van het College van 5 september 2006, met procedurenummer AWB 05/249, waarin een besmetverklaring door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit werd behandeld. Verzoekers stellen dat er nieuwe feiten zijn die aanleiding geven tot herziening, namelijk dat er op 26 januari 2004 een besmetverklaring is uitgevaardigd, die zwaarder is dan de latere verklaring van 12 februari 2004. Verzoekers beweren dat deze nieuwe informatie niet bekend was ten tijde van de eerdere uitspraak en dat dit besluit op subjectieve gronden is verzwaard.
De Minister heeft in zijn verweerschrift aangevoerd dat verzoekers niet-ontvankelijk verklaard moeten worden, omdat zij geen partij waren bij de eerdere procedure. Daarnaast stelt de Minister dat de feiten waarop verzoekers zich beroepen reeds bekend waren voor de uitspraak van 5 september 2006, waardoor het herzieningsverzoek niet kan worden toegewezen. Tijdens de zitting hebben verzoekers toegelicht dat het tijdsverloop tussen de bekendmaking van de besmetverklaring en hun verzoek om herziening te maken heeft met een onplezierig gesprek met medewerkers van de Plantenziektekundige Dienst en het ontbreken van een aangetekend origineel van de brief van 26 januari 2004.
Het College heeft de argumenten van verzoekers en verweerder afgewogen. Het College concludeert dat, hoewel de brief van 26 januari 2004 voor de uitspraak van 5 september 2006 is gedateerd, deze brief al bekend was bij verzoekers. Hierdoor is niet voldaan aan de voorwaarden van artikel 8:88, eerste lid, sub b van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het College wijst het verzoek om herziening af, omdat de nieuwe feiten niet als zodanig kunnen worden aangemerkt en de eerdere uitspraak onherroepelijk is.