ECLI:NL:CBB:2010:BO4114

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
5 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/1446
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag uitbetaling toeslagrechten GLB-inkomenssteun 2006 wegens te late indiening bedrijfskaart

In deze zaak hebben appellanten A en B, gevestigd te X, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, dat hun aanvraag voor uitbetaling van toeslagrechten in het kader van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 heeft afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de bedrijfskaart, die onderdeel uitmaakt van de verzamelaanvraag, niet tijdig was ingediend. De appellanten hebben hun aanvraag op 4 mei 2009 ingediend, maar de bedrijfskaart werd pas op 23 oktober 2009 aangeleverd, wat na de uiterste datum van 15 mei 2009 viel. De Minister heeft in zijn besluit gesteld dat de aanvraag niet compleet was en dat de verantwoordelijkheid voor tijdige indiening bij de landbouwer ligt.

De appellanten hebben aangevoerd dat zij de bedrijfskaart tijdig hebben ingediend, maar konden dit niet onderbouwen met bewijsstukken. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft de argumenten van de appellanten beoordeeld en geconcludeerd dat er geen overmacht was die de te late indiening zou rechtvaardigen. De relevante Europese verordeningen, zoals Verordening (EG) nr. 796/2004, stellen duidelijke eisen aan de indiening van de verzamelaanvraag en de bijbehorende documenten. Het College heeft vastgesteld dat de Minister terecht heeft geoordeeld dat de aanvraag niet compleet was en dat de afwijzing op goede gronden was gebaseerd.

Uiteindelijk heeft het College het beroep van de appellanten ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag voor uitbetaling van de toeslagrechten in stand blijft. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van alle benodigde documenten in het kader van de GLB-regelingen en de verantwoordelijkheden van de landbouwers in dit proces.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
Zesde enkelvoudige kamer
AWB 09/1446 5 november 2010
5101 Regeling GLB-inkomenssteun 2006
Uitspraak in de zaak van:
A en B, te X, appellanten,
tegen
de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, verweerder,
gemachtigde: mr. drs. M.G. Fikken, werkzaam bij verweerders Dienst Regelingen.
1. De procedure
Appellanten hebben bij brief van 2 december 2009, bij het College binnengekomen op 3 december 2009, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 17 november 2009.
Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellanten tegen de afwijzing op 16 oktober 2009 van de uitbetaling van toeslagrechten in het kader van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 (hierna: de Regeling).
Bij brief van 19 januari 2010 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Op 21 oktober 2010 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgevonden. Appellanten zijn in persoon verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
2. De grondslag van het geschil
2.1 Verordening (EG) nr. 796/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij de Verordeningen (EG) nr. 1782/2003 en (EG) nr. 73/2009 van de Raad, en inzake de randvoorwaarden waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 479/2008 van de Raad luidt, voor zover en ten tijde hier van belang, als volgt:
"Artikel 2
Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
(…)
11. „verzamelaanvraag”: de aanvraag om rechtstreekse betalingen op grond van de bedrijfstoeslagregeling en de andere oppervlaktegebonden steunregelingen (…)
Artikel 11
(…)
2. De verzamelaanvraag wordt ingediend uiterlijk op een door de lidstaten vast te stellen datum die niet later is dan 15 mei.(…)
Artikel 12
Inhoud van de verzamelaanvraag
1. De verzamelaanvraag moet alle gegevens bevatten die nodig zijn om te bepalen of aanspraak op de steun kan worden gemaakt, en met name:
(…)
d) de voor de identificatie van alle percelen landbouwgrond van het bedrijf benodigde gegevens, de oppervlakte van deze percelen, uitgedrukt in hectaren tot twee cijfers achter de komma, de ligging ervan en, voorzover relevant, het grondgebruik op die percelen en het feit dat het al dan niet om een geïrrigeerd perceel gaat;
(…)
Artikel 21
Te late indiening
1. Behoudens overmacht en uitzonderlijke omstandigheden als bedoeld in artikel 72 wordt bij indiening van een steunaanvraag in het kader van de onderhavige verordening na de desbetreffende termijn een verlaging met 1 % per werkdag toegepast op de bedragen waarop de landbouwer recht zou hebben gehad als de aanvraag tijdig was ingediend.
(…)
Bij een termijnoverschrijding van meer dan 25 kalenderdagen wordt de aanvraag afgewezen.
(…)
Artikel 72
Overmacht en uitzonderlijke omstandigheden
Gevallen van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden als bedoeld in artikel 40, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 moeten, samen met de relevante bewijzen ten genoegen van de bevoegde autoriteit,
schriftelijk aan die autoriteit worden gemeld binnen tien werkdagen na de dag vanaf welke dit voor de landbouwer mogelijk is."
Verordening (EG) Nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (hierna: Vo (EG) nr. 73/2009) luidt, voor zover en ten tijde hier van belang, als volgt:
"Artikel 31
Overmacht en uitzonderlijke omstandigheden
Voor de toepassing van de onderhavige verordening worden overmacht en uitzonderlijke omstandigheden door de bevoegde autoriteit erkend in gevallen als:
a) het overlijden van de landbouwer;
b) langdurige arbeidsongeschiktheid van de landbouwer;
c) een ernstige natuurramp die het landbouwareaal van het bedrijf in ernstige mate heeft aangetast;
d) het door een ongeluk tenietgaan van veehouderijgebouwen van het bedrijf;
e) een epizoötie die de gehele veestapel van de landbouwer of een deel ervan heeft getroffen.
( ... )
Artikel 34
Activering van toeslagrechten per subsidiabele hectare
1. De steun in het kader van de bedrijfstoeslagregeling wordt aan landbouwers toegekend na activering van een toeslagrecht per subsidiabele hectare. Elk geactiveerd toeslagrecht geeft recht op betaling van het in het kader van dat toeslagrecht vastgestelde bedrag.
( ... )
Artikel 35
Aangifte van subsidiabele hectaren
1. De landbouwer geeft aan welke percelen overeenstemmen met de subsidiabele hectaren die met een toeslagrecht gepaard gaan ( ... )"
Artikel 55 van de Regeling luidt, voor zover en ten tijde hier van belang, als volgt:
"1. De landbouwer die aanspraak maakt op subsidie in het kader van een van de in artikel 2, eerste lid, onder 2, onderdeel a en b, bedoelde steunregelingen, maakt gebruik van de verzamelaanvraag.
2. Voor de verzamelaanvraag maakt de landbouwer gebruik van een door de minister vastgesteld formulier dat door de landbouwer volledig en naar waarheid is ingevuld, ondertekend en gedagtekend.
3. De verzamelaanvraag wordt in de periode van 1 april tot en met 15 mei ingediend bij DR.
(…)"
2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Appellanten hebben met het op 4 mei 2009 door verweerder ontvangen formulier “Gecombineerde opgave 2009”, hierna ook aan te duiden als de verzamelaanvraag, onder meer verzocht om uitbetaling van hun toeslagrechten. Op het Overzicht gewaspercelen bij de Gecombineerde opgave 2009 hebben appellanten vijf percelen opgegeven die zij voor de toeslagrechten wilden benutten.
- Op 12 mei 2009 heeft verweerders Dienst Regelingen een ontvangstbevestiging verstuurd naar appellanten. In deze brief staat het volgende:
"Op 04-05-2009 hebben wij een of meer onderdelen voor de Gecombineerde opgave 2009 ontvangen. (…)
Wij hebben van u het volgende ontvangen:
- Formulier Gecombineerde opgave 2009 (1x)
- Overzicht gewaspercelen 2009 (1x)"
- Bij besluit van 16 oktober 2009 heeft verweerder de aanvraag van appellanten om uitbetaling van toeslagrechten afgewezen.
- Bij brief van 21 oktober 2009 hebben appellanten bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
3. Het bestreden besluit
Verweerder heeft overwogen dat de verzamelaanvraag alle gegevens dient te bevatten die nodig zijn om te kunnen bepalen of aanspraak op steun kan worden gemaakt. Op het overzicht gewaspercelen dient de landbouwer op te geven welke percelen hij in gebruik heeft, welk gewas er op staat en welke oppervlakte voor de toeslagrechten geldt. De ligging van de betreffende percelen dient te worden aangegeven op de daarvoor bestemde bedrijfskaarten. De complete Gecombineerde opgave 2009 moest vóór 15 mei 2009 worden ingediend; daarna gold een kortingsperiode tot en met 9 juni 2009. Als de verzamelaanvraag en/of het bijbehorende Overzicht gewaspercelen en/of de bedrijfskaarten na 9 juni 2009 zijn ontvangen is dit te laat en moet de aanvraag worden afgewezen. Het is de verantwoordelijkheid van de landbouwer om de aanvraag op tijd in dienen.
Op 4 mei 2009 is de Gecombineerde opgave 2009 ontvangen, evenwel zonder de bedrijfskaart. Deze is pas met de indiening van het bezwaarschrift op 23 oktober 2009 alsnog aangeleverd. Tijdens nader onderzoek in de bezwaarfase is niet gebleken dat de bedrijfskaart tijdig door de Dienst Regelingen is ontvangen. Appellanten hebben geen stukken overgelegd waaruit zou blijken dat de bedrijfskaart wel tijdig is ontvangen.
Van overmacht is volgens verweerder geen sprake. Verweerder heeft daarbij gewezen op het arrest van, thans, het Hof van Justitie van de Europese Unie, van 11 juli 2002 (Käserei Champignon Hofmeister GmbH & Co. KG, C-210/00, Jur. I-6453.) waarin het Hof heeft overwogen dat inzake landbouwverordeningen het begrip overmacht aldus moet worden uitgelegd, dat het inhoudt dat zich abnormale en onvoorzienbare omstandigheden hebben voorgedaan, die vreemd zijn aan degene die zich erop beroept, en waarvan de gevolgen in weerwil van alle mogelijke voorzorgen niet hadden kunnen worden vermeden. In artikel 31 van Verordening (EG) nr. 73/2009 zijn hiervan voorbeelden te vinden. Verweerder stelt dat appellanten ruim voor de uiterste datum konden en moesten begrijpen dat de aanvraag niet compleet was. Zij hadden maatregelen moeten nemen om de bedrijfskaart alsnog in te dienen.
4. Het standpunt van appellanten
Appellanten stellen met zekerheid de bedrijfskaart te hebben ingediend tezamen met het Formulier Gecombineerde opgave 2009 en een Overzicht gewaspercelen. Voorts geven ze aan dat deze bedrijfskaart zich niet meer bij hun thuis bevindt. Appellanten vragen zich af hoe zij de bedrijfskaart alsnog voor 9 juni 2009 moesten versturen, wanneer zij hierover nooit bericht hebben ontvangen. Zij beroepen zich op overmacht.
5. De beoordeling van het geschil
5.1 Aan de orde is de vraag of verweerder het verzoek van appellanten om uitbetaling van subsidie op basis van hun toeslagrechten terecht en op goede gronden heeft afgewezen. Verweerder heeft aan zijn beslissing ten grondslag gelegd dat appellanten niet hebben voldaan aan de voorwaarde dat uiterlijk op 9 juni 2009 een complete verzamelaanvraag met ingetekende bedrijfskaart moest zijn ingediend. Daartoe heeft verweerder verwezen naar artikel 11, tweede lid, en artikel 21, eerste lid, van verordening (EG) nr. 796/2004.
5.2 In het kader van de Regeling kunnen appellanten aanspraak maken op uitbetaling van toeslagrechten. Hiervoor dienen zij gebruik te maken van de verzamelaanvraag, die een onderdeel vormt van de Gecombineerde opgave. Uit artikel 12 van Verordening (EG) nr. 796/2004 vloeit voort dat de bedrijfskaart onderdeel uitmaakt van de verzamelaanvraag, nu daarop de ligging van de verschillende percelen wordt aangegeven.
5.3 Verweerder houdt staande dat er geen ingetekende bedrijfskaart bij de verzamelaanvraag van appellanten was gevoegd. Het College ziet geen aanleiding om deze stelling in twijfel te trekken en gaat er dan ook van uit dat de aanvraag niet compleet was. Dat een onderdeel van de aanvraag bij verweerders Dienst Regelingen zou zijn zoekgeraakt is niet aannemelijk geworden. De enkele stelling van appellanten dat zij zeker weten dat de bedrijfskaart met daarop de ingetekende percelen wél bij de aanvraag was gevoegd is naar het oordeel van het College onvoldoende om er van uit te gaan dat verweerder een complete aanvraag heeft ontvangen. Nu ervan moet worden uitgegaan dat de bedrijfskaart niet tijdig is ingediend was verweerder op grond van de dwingende bepalingen in artikel 11, tweede lid en artikel 21, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 796/2004 gehouden de aanvraag af te wijzen.
5.4 Uit de stukken blijkt dat verweerder bij brief van 12 mei 2009 een ontvangstbevestiging van de aanvraag aan appellanten heeft gestuurd. Hierin staat dat het Formulier Gecombineerde opgave 2009 en het Overzicht gewaspercelen 2009 zijn ontvangen. Hieruit hadden appellanten kunnen afleiden dat de bedrijfskaart blijkbaar niet was ontvangen. Anders dan appellanten veronderstellen hadden zij derhalve nog de mogelijkheid om de ontbrekende bedrijfskaart tijdig voor 15 mei 2009 op te sturen. Van een overmachtsituatie in de zin van artikel 72 van Verordening (EG) nr. 796/2004 en artikel 31 van Verordening (EG) nr. 73/2009 is geen sprake.
5.5 Het College is derhalve van oordeel dat verweerder gehouden was om de aanvraag op grond van de toepasselijke dwingende regelgeving af te wijzen. Verweerder heeft het bezwaar terecht ongegrond verklaard.
5.6 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond is. Voor een proceskostenveroordeling ziet het College geen aanleiding.
6. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. C.J. Waterbolk, in tegenwoordigheid van N. Rakili als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 5 november 2010.
w.g. C.J. Waterbolk w.g. N. Rakili