5. De beoordeling van het geschil
5.1 Ter zitting heeft verweerder toegezegd een besluit op bezwaar te nemen met betrekking tot appellants bezwaar van 27 mei 2009 tegen verweerders besluit van 13 mei 2009 waarbij door verweerder is bepaald dat de onbenutte toeslagrechten van appellant vervallen zijn en appellant per 10 juni 2008 geen toeslagrechten meer bezit. De grief met betrekking tot het activeren van de vervallen toeslagrechten behoeft derhalve geen bespreking meer.
5.2.1 Het College stelt vast dat appellant bij vraag 7A van de Gecombineerde opgave ("Wilt u in 2008 toeslagrechten laten uitbetalen?") niet het hokje heeft aangekruist waarmee hij kan aangeven dat hij zijn toeslagrechten wil laten uitbetalen. Daarnaast heeft appellant achter geen van de door hem op het Overzicht gewaspercelen vermelde percelen aangegeven dat deze voor uitbetaling van toeslagrechten kunnen worden benut. Gelet hierop stelt verweerder zich terecht op het standpunt dat uit de Gecombineerde opgave, zoals ingediend op 28 april 2008, niet blijkt dat appellant zijn toeslagrechten wilde laten uitbetalen. Appellant heeft derhalve met het indienen van deze opgave geen steunaanvraag gedaan. Pas met zijn brief van 30 maart 2009 heeft appellant alsnog een steunaanvraag gedaan.
5.2.2 Nu ten tijde van de indiening van de aanvraag op 30 maart 2009 sprake was van een termijnoverschrijding van meer dan 25 kalenderdagen na ommekomst van de zogenoemde kortingstermijn die op 9 juni 2008 verstreek, diende de aanvraag op grond van artikel 21, eerste lid, laatste volzin, van Verordening (EG) nr. 796/2004 te worden afgewezen, tenzij er sprake zou zijn van een kennelijke fout als bedoeld in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 796/2004.
5.2.3 Het beroep van appellant op het bestaan van een kennelijke fout in de op 28 april 2008 door verweerder ontvangen Gecombineerde opgave - in die zin dat duidelijk moet zijn geweest dat wel beoogd is om de toeslagrechten te benutten - kan niet slagen. Onder verwijzing naar eerdere uitspraken (onder meer de uitspraak van 17 december 2008, nummer AWB 07/731, te raadplegen op www.rechtspraak.nl, LJN: BG8423) overweegt het College dat de vraag of sprake is van een kennelijke fout als bedoeld in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 796/2004, gelet op de bewoordingen van dat artikel, eerst aan de orde is als een steunaanvraag is ingediend.
Nu met de door verweerder op 28 april 2008 ontvangen Gecombineerde opgave geen steunaanvraag is gedaan, is voor de beoordeling of sprake is van een kennelijke fout als bedoeld in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 796/2004 in die Gecombineerde opgave geen plaats.
Het betoog dat verweerder toepassing had moeten geven aan artikel 44, vierde lid, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 faalt. Volgens dit artikel kunnen de lidstaten in naar behoren gemotiveerde gevallen de landbouwer machtigen om zijn aangifte te wijzigen. Nu met de op 8 mei 2006 ontvangen Gecombineerde opgave geen aangifte als bedoeld in het vierde lid van artikel 44 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 is gedaan, kan dit artikel appellant reeds hierom niet baten.
5.3 Met de verwijzing naar de uitspraak van 2 oktober 2009, nummer AWB 09/108, te raadplegen op www.rechtspraak.nl, LJN: B9441, heeft appellant een beroep op het gelijkheidsbeginsel gedaan. Dit beroep slaagt niet, omdat geen sprake is van gelijke gevallen. In de uitspraak van 2 oktober 2009 in zaak AWB 09/108 was immers sprake van een op tijd ingediende steunaanvraag.
5.4 Voorzover appellant heeft willen betogen dat het niet tijdig aanvragen van uitbetaling van de toeslagrechten het gevolg is van een situatie van overmacht in die zin dat appellant niet eerder dan 16 juli 2008 op de hoogte is gebracht van de registratie van de gehuurde toeslagrechten op zijn naam en dus nog steeds verkeerde in de gerechtvaardigde veronderstelling dat hij slechts 4 toeslagrechten bezat met een geringe totaalwaarde van € 44,45, volgt het College hem hierin niet. De omstandigheid dat appellant uit onbekendheid met de registratie van de door hem gehuurde toeslagrechten in de door verweerder op 28 april 2008 ontvangen Gecombineerde opgave niet heeft aangegeven dat hij zijn toeslagrechten wilde gebruiken, kan niet als overmacht worden aangemerkt. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (zie onder meer het arrest van 11 juli 2002, Käserei Champignon Hofmeister GmbH & Co. KG, C-210/00, Jur. I-6453, punt 79) moet het begrip overmacht inzake landbouwverordeningen aldus worden uitgelegd, dat zich abnormale en onvoorzienbare omstandigheden hebben voorgedaan, die vreemd zijn aan degene die zich erop beroept, en waarvan de gevolgen in weerwil van alle mogelijke voorzorgen niet hadden kunnen worden vermeden. Appellant had nu hij deze toeslagrechten zelf heeft gehuurd alvorens de keuze te maken geen toeslagrechten uit te laten betalen bij verweerder kunnen navragen of zijn veronderstelling dat de totaalwaarde van zijn toeslagrechten slechts € 44,45 bedroeg en de gehuurde toeslagrechten nog niet op zijn naam stonden juist was.
5.5 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard. Het College ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.