ECLI:NL:CBB:2010:BO2553
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Weigering beëindiging registratie van een klussenbedrijf door het Bedrijfschap Afbouw
In deze zaak heeft appellant, A, beroep ingesteld tegen een besluit van het Bedrijfschap Afbouw, waarin het bezwaar tegen de weigering om zijn registratie te beëindigen ongegrond werd verklaard. De procedure begon met een brief van appellant op 28 oktober 2009, waarin hij het besluit van 18 september 2009 aanvecht. Het College heeft op 15 september 2010 de zitting gehouden, waar beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Appellant werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, R. van den Hooven, en J. Westerink, een kantoorgenoot.
De kern van het geschil draait om de vraag of appellant, die stelt een klussenbedrijf te zijn, voldoende bewijs heeft geleverd dat zijn werkzaamheden niet onder de werkingssfeer van het Bedrijfschap Afbouw vallen. Het Bedrijfschap heeft betoogd dat registratie verplicht is voor alle bedrijven die onder de werkingssfeer vallen, en dat de enkele melding van appellant dat hij een klussenbedrijf is, onvoldoende is om de registratie te beëindigen. Appellant heeft geweigerd om een herbeoordelingsformulier in te vullen, wat het voor het Bedrijfschap onmogelijk maakte om te beoordelen of zijn werkzaamheden onder de werkingssfeer vallen.
Het College heeft geoordeeld dat appellant niet heeft aangetoond dat zijn bedrijf niet meer onder de werkingssfeer van het Bedrijfschap valt. De stelling van appellant dat hij een klussenbedrijf uitoefent, onderbouwd met een uittreksel uit het handelsregister, was onvoldoende. Appellant had feitelijke gegevens over zijn werkzaamheden moeten overleggen, wat hij niet heeft gedaan. Het College heeft daarom het beroep ongegrond verklaard en het bestreden besluit bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.