ECLI:NL:CBB:2010:BN5003

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
28 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/1086
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing bedrijfstoeslag 2008 na administratieve misslag in Gecombineerde opgave

In deze zaak heeft appellante, V.O.F. A, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin haar verzoek om bedrijfstoeslag voor het jaar 2008 werd afgewezen. De afwijzing volgde op een eerdere beslissing van 28 mei 2009, waarin werd medegedeeld dat appellante niet in aanmerking kwam voor de toeslag omdat zij in haar Gecombineerde opgave 2008 geen aanvraag had gedaan. Appellante stelde dat zij per abuis een kruisje had nagelaten bij de vraag of zij haar toeslagrechten wilde benutten, en dat verweerder haar niet op deze vergissing had gewezen.

De procedure begon met de indiening van het beroep op 12 augustus 2009, na een besluit van 27 juli 2009 waarin het bezwaar van appellante ongegrond werd verklaard. Tijdens de zitting op 25 juni 2010 was appellante niet aanwezig, maar verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat appellante bij vraag 7A van de Gecombineerde opgave geen antwoord had gegeven, waardoor er geen aanvraag voor uitbetaling van toeslagrechten was gedaan.

Het College concludeerde dat de aanvraag van appellante, die pas op 15 april 2009 was ingediend, te laat was en dat er geen sprake was van een kennelijke fout die de afwijzing zou kunnen rechtvaardigen. De verantwoordelijkheid voor het correct invullen van de Gecombineerde opgave lag bij appellante, en verweerder was niet verplicht om haar op eventuele fouten te wijzen. Uiteindelijk verklaarde het College het beroep ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
Zesde enkelvoudige kamer
AWB 09/1086 28 juli 2010
5101 Regeling GLB-inkomenssteun 2006
Uitspraak in de zaak van:
V.O.F. A, te B, appellante,
tegen
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
gemachtigde: mr. A. Süzen-Alkan, werkzaam bij verweerders Dienst Regelingen.
1. De procedure
Appellante heeft bij brief van 10 augustus 2009, bij het College binnengekomen op 12 augustus 2009, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 27 juli 2009.
Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellante tegen een besluit van 28 mei 2009, waarbij verweerder het verzoek van appellante tot wijziging van haar Gecombineerde opgave 2008 heeft afgewezen en heeft bepaald dat appellante niet in aanmerking komt voor bedrijfstoeslag voor het jaar 2008.
Bij brief van 15 september 2009 heeft verweerder een verweerschrift ingediend en de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.
Op 25 juni 2010 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij namens appellante niemand is verschenen. Verweerder werd ter zitting vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2. De beoordeling van het geschil
2.1 Bij besluit van 28 mei 2009 heeft verweerder appellante meegedeeld dat zij voor het jaar 2008 niet in aanmerking komt voor bedrijfstoeslag. Bij het bestreden besluit is het bezwaar van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard.
2.2 Appellante heeft, samengevat weergegeven, het volgende tegen het bestreden besluit aangevoerd.
Appellante heeft per abuis in het formulier Gecombineerde opgave 2008 nagelaten een kruisje te zetten bij de vraag of zij haar toeslagrechten wenst te benutten. Door deze kleine administratieve misslag ontvangt appellante nu geen bedrijfstoeslag. Ten onrechte heeft verweerder haar niet op deze vergissing gewezen, zodat zij geen gelegenheid heeft gehad alsnog tijdig een aanvraag om uitbetaling van toeslagrechten in te dienen.
Appellante acht deze gang van zaken niet aanvaardbaar. Zij wijst er op dat ook veel andere landbouwers van soortgelijke fouten bij het invullen van de Gecombineerde opgave het slachtoffer zijn geworden.
2.3 Verweerder heeft vastgesteld dat appellante in de op 8 mei 2008 ontvangen Gecombineerde opgave 2008 niets heeft ingevuld bij vraag 7a of zij haar toeslagrechten wenst te laten uitbetalen. Evenmin heeft appellante op het tot de Gecombineerde opgave behorende Overzicht gewaspercelen achter de 3 door haar daar vermelde percelen maïs aangegeven dat zij deze voor uitbetaling van haar toeslagrechten wenst te benutten. Daarmee heeft appellante met de op 8 mei 2008 ontvangen Gecombineerde opgave geen aanvraag voor het uitbetalen van haar toeslagrechten gedaan.
Pas na telefonische navraag naar het uitblijven van de uitbetaling bedrijfstoeslag voor 2008 heeft appellante bij brief van 9 april 2009 alsnog om uitbetaling van haar toeslagrechten gevraagd. Verweerder heeft dit aangemerkt als een verzoek tot wijziging van de Gecombineerde opgave. Dit verzoek is ingediend is na afloop van de indieningstermijn voor de verzamelaanvraag en eveneens na ommekomst van de zogenoemde kortingstermijn die eindigde op 9 juni 2008. Verweerder was vervolgens op grond van de toepasselijke regelgeving gehouden het te laat ingediende verzoek tot wijziging van de aanvraag af te wijzen, tenzij er sprake zou zijn van een kennelijke fout in de aanvraag.
Verweerder meent dat appellante niet met succes een beroep kan doen op een kennelijke fout als bedoeld in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 796/2004. Nu er geen tijdige aanvraag is gedaan laat de tekst van artikel 19 van Verordening (EG) nr. 796/2004 geen ruimte daartoe.
Verweerder heeft het verzoek tot wijziging van de aanvraag daarom afgewezen.
3. Het College overweegt als volgt
3.1 Het College stelt vast dat appellante bij vraag 7A van de Gecombineerde opgave (“Wilt u in 2008 toeslagrechten laten uitbetalen?”) noch het antwoord “nee” noch het antwoord “ja” heeft ingevuld. De Gecombineerde opgave vermeldt in de inleiding op vraag 7A het volgende:
“Heeft u toeslagrechten en/of wilt u één of meer andere GLB-subsidies aanvragen”?
nee > ga verder met onderdeel 8
ja > geef duidelijk aan dat u toeslagrechten wilt laten uitbetalen, steun wilt aanvragen of in aanmerking wilt komen voor een probleemgebiedenvergoeding. Doet u dit niet in dit hoofdstuk dan heeft u geen aanvraag gedaan en ontvangt u geen betaling”
Daarnaast heeft appellante achter geen van de door haar op het Overzicht gewaspercelen vermelde percelen aangegeven dat deze voor uitbetaling van toeslagrechten kunnen worden benut. Gelet hierop stelt verweerder zich terecht op het standpunt dat uit de Gecombineerde opgave, zoals ingediend op 8 mei 2008, niet blijkt dat appellante haar toeslagrechten wilde laten uitbetalen. Appellante heeft derhalve met het indienen van deze opgave geen steunaanvraag gedaan. Pas met haar brief van 9 april 2009, die op 15 april 2009 bij verweerder is ontvangen, heeft appellante alsnog een steunaanvraag gedaan.
3.2 Nu ten tijde van de indiening van de aanvraag op 15 april 2009 sprake was van een termijnoverschrijding van meer dan 25 kalenderdagen na ommekomst van de zogenoemde kortingstermijn die op 9 juni 2008 verstreek, diende de aanvraag op grond van artikel 21, eerste lid, laatste volzin, van Verordening (EG) nr. 796/2004 te worden afgewezen, tenzij er sprake zou zijn van een kennelijke fout als bedoeld in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 796/2004. Artikel 19 bepaalt immers dat een steunaanvraag te allen tijde na de indiening ervan kan worden gecorrigeerd in geval van een kennelijke fout die door de bevoegde autoriteit wordt erkend.
3.3 Voorzover appellante een beroep heeft willen doen op het bestaan van een kennelijke fout in de op 8 mei 2008 door verweerder ontvangen Gecombineerde opgave - in die zin dat duidelijk moet zijn geweest dat wel beoogd is om de toeslagrechten te benutten - kan dat niet slagen. Onder verwijzing naar eerdere uitspraken (zie in dit verband onder meer de uitspraak van 17 december 2008, nummer AWB 07/731, www.rechtspraak.nl, LJN: BG8423) overweegt het College dat de vraag of sprake is van een kennelijke fout als bedoeld in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 796/2004, gelet op de bewoordingen van dat artikel, eerst aan de orde is als een steunaanvraag is ingediend.
Nu met de door verweerder op 8 mei 2008 ontvangen Gecombineerde opgave geen steunaanvraag is gedaan, is voor de beoordeling of sprake is van een kennelijke fout als bedoeld in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 796/2004 in die Gecombineerde opgave geen plaats.
3.4 Het betoog van appellante dat verweerder had moeten begrijpen dat appellante per abuis niets had ingevuld bij de vraag of zij uitbetaling van haar toeslagrechten wenste en haar op deze vergissing had moeten wijzen, kan evenmin slagen. Het is de verantwoordelijkheid van de landbouwer om de Gecombineerde opgave juist en conform zijn bedoeling in te vullen. Verweerder is niet verplicht om te treden in de eventuele motieven van een landbouwer om geen uitbetaling aan te vragen.
3.5 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard. Het College ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
4. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. C.J. Waterbolk, in tegenwoordigheid van mr. F.W. du Marchie Sarvaas als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2010.
w.g. C.J. Waterbolk w.g. F.W. du Marchie Sarvaas