ECLI:NL:CBB:2010:BN4984
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- W.E. Doolaard
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de Regeling GLB-inkomenssteun en de gevolgen van te late indiening van aanvragen
In deze zaak heeft appellant, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin de bedrijfstoeslag voor het jaar 2007 werd vastgesteld op basis van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006. Appellant had op 8 juni 2009 bezwaar gemaakt tegen een eerder besluit van 28 juni 2008, waarin zijn bedrijfstoeslag was vastgesteld. De procedure omvatte een zitting op 16 april 2010, waar partijen hun standpunten toelichtten. Het College heeft de behandeling aangehouden om verweerder de gelegenheid te geven aanvullende informatie te verstrekken. Na het indienen van deze informatie heeft appellant aangegeven dat een nadere zitting niet noodzakelijk was, waarna het College het onderzoek heeft gesloten.
De kern van het geschil betreft de vraag of appellant recht had op toeslagrechten en de gevolgen van de te late indiening van zijn aanvraag voor de melkpremie. Appellant stelde dat hij de aanvraag op 1 april 2006 had ingediend, maar dat deze nooit was ontvangen door verweerder. Hierdoor beschikte hij per 15 mei 2007 niet over toeslagrechten, wat leidde tot een korting van 3% per werkdag op zijn bedrijfstoeslag. Het College oordeelde dat verweerder op goede gronden de korting had toegepast, aangezien appellant niet tijdig een aanvraag had ingediend. Het College concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de aanvrager voor tijdige indiening van aanvragen en de toepassing van Europese regelgeving met betrekking tot landbouwsteun. Het College bevestigde dat de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen op grond van de regelgeving gerechtvaardigd was.