ECLI:NL:CBB:2010:BN4973

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
28 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/1445
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing bedrijfstoeslag op basis van Gecombineerde opgave 2007

In deze zaak heeft appellant, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin zijn verzoek om bedrijfstoeslag voor het jaar 2007 werd afgewezen. Het beroep is ingediend op 3 december 2009, na een eerdere afwijzing van zijn bezwaar tegen een besluit van 24 juli 2009. Appellant had in zijn Gecombineerde opgave 2007 geen verzoek gedaan om uitbetaling van zijn toeslagrechten, wat leidde tot de afwijzing van zijn aanvraag. Tijdens de zitting op 25 juni 2010 was appellant niet aanwezig, maar de Minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De beoordeling van het College richtte zich op de vraag of appellant recht had op de bedrijfstoeslag en of er sprake was van een kennelijke fout in zijn aanvraag. Het College concludeerde dat appellant in zijn Gecombineerde opgave 2007 expliciet had aangegeven geen toeslagrechten te willen laten uitbetalen. Dit betekende dat er geen aanvraag voor uitbetaling was gedaan. Appellant had pas later, op 28 mei 2009, een verzoek tot wijziging ingediend, maar dit was te laat volgens de geldende regelgeving.

Het College oordeelde dat er geen sprake was van een kennelijke fout, omdat de aanvraag niet tijdig was ingediend en appellant niet had voldaan aan de vereisten van de Europese regelgeving. De uitspraak van het College was dat het beroep ongegrond werd verklaard, zonder veroordeling van proceskosten. De beslissing werd op 28 juli 2010 openbaar gemaakt.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
Zesde enkelvoudige kamer
AWB 09/1445 28 juli 2010
5101 Regeling GLB-inkomenssteun 2006
Uitspraak in de zaak van:
A, te B, appellant,
gemachtigde: D.K. Bos, werkzaam bij Administratiekantoor DekaBos te Waal,
tegen
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
gemachtigde: C.A.R Sloet, werkzaam bij verweerders Dienst Regelingen.
1. De procedure
Appellant heeft bij brief van 2 december 2009, bij het College binnengekomen op 3 december 2009, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 27 oktober 2009.
Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellant tegen een besluit van 24 juli 2009, waarbij verweerder het verzoek van appellant tot wijziging van zijn Gecombineerde opgave 2007 heeft afgewezen en heeft bepaald dat appellant niet in aanmerking komt voor bedrijfstoeslag voor het jaar 2007.
Bij brief van 10 december 2009 heeft appellant zijn beroep voorzien van gronden.
Bij brief van 8 januari 2010 heeft verweerder een verweerschrift ingediend en de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.
Bij brief van 20 januari 2010 heeft appellant een nota van repliek ingediend. Bij brief van 4 februari 2010 heeft verweerder hierop gereageerd.
Appellant heeft op 15 juni 2010 een nadere memorie ingediend.
Op 25 juni 2010 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij van de zijde van appellant, met voorafgaand bericht, niemand is verschenen. Verweerder werd ter zitting vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2. De beoordeling van het geschil
2.1 Bij besluit van 24 juli 2009 heeft verweerder appellant meegedeeld dat hij voor het jaar 2007 niet in aanmerking komt voor bedrijfstoeslag. Bij het bestreden besluit is het bezwaar van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard.
2.2 Appellant heeft het volgende tegen het bestreden besluit aangevoerd.
“(…) Het Ministerie van LNV stelt zich in de thans bestreden uitspraak op bezwaar op het standpunt dat belanghebbende in 2007 niet heeft verzocht om uitbetaling van toeslagrechten, waardoor met de Gecombineerde opgave geen verzamelaanvraag dan wel steunaanvraag gedaan zou zijn door belanghebbende. Voor de vraag of of er sprake is van een kennelijke fout is volgens het ministerie van LNV derhalve geen plaats.
Ons standpunt:
Blijkens artikel 11 van Verordening (EG) nr. 796/2004, lid 1, moet een landbouwer die steun aanvraagt van een in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 genoemde steunregeling, in het geval dat hij beschikt over landbouwgrond een verzamelaanvraag indienen en de betrokken oppervlakten daarin opgeven overeenkomstig artikel 14 van deze verordening.
Conform bijlage I van genoemde verordening valt de Steunregeling Rundvlees (slachtpremie) onderde bedoelde regelingen. Belanghebbende heeft over 2007 (en voorgaande jaren) slachtpremie voor volwassen runderen aangevraagd. Op grond van art. 11 van Verordening (EG) nr. 796/2004 is belanghebbende derhalve gehouden een verzamelaanvraag over 2007 in te dienen.
Het standpunt dat belanghebbende in 2007 niet heeft verzocht om uitbetaling van toeslagrechten, waardoor met de Gecombineerde opgave geen verzamelaanvraag dan wel steunaanvraag gedaan zou zijn, kan naar onze mening op grond van het bovenstaande niet in stand blijven. Immers belanghebbende was op grond van de EG-regels verplicht een verzamelaanvraag in te dienen. De vraag of er sprake was van een kennelijke fout in deze verplicht in te dienen verzamelaanvraag komt in dat geval ons inziens wel aan de orde. De motivering van de uitspraak op bezwaar is hierdoor naar onze mening ontoereikend zodat de genomen beslissing niet in stand kan blijven. (…)”
2.3 Verweerder heeft vastgesteld dat appellant in de op 15 mei 2007 bij verweerder ontvangen Gecombineerde opgave 2007 niet heeft aangegeven dat hij zijn toeslagrechten wenst te laten uitbetalen. Evenmin heeft appellant op het tot de Gecombineerde opgave behorende Overzicht gewaspercelen achter de 16 door hem daar vermelde percelen grasland aangegeven dat hij deze voor uitbetaling van zijn toeslagrechten wenst te benutten. Daarmee heeft appellant met de op 15 mei 2007 ontvangen Gecombineerde opgave geen aanvraag voor het uitbetalen van zijn toeslagrechten gedaan.
Pas bij brief van 28 mei 2009 heeft appellant meegedeeld dat hij alsnog uitbetaling van zijn toeslagrechten wenst. Verweerder heeft dit aangemerkt als een verzoek tot wijziging van de Gecombineerde opgave. Dit verzoek is ingediend is na afloop van de indieningstermijn voor de verzamelaanvraag en eveneens na ommekomst van de zogenoemde kortingstermijn die eindigde op 11 juni 2007. Verweerder was vervolgens op grond van de toepasselijke regelgeving gehouden het te laat ingediende verzoek tot wijziging af te wijzen, tenzij er sprake zou zijn van een kennelijke fout in de aanvraag.
Verweerder meent dat appellant niet met succes een beroep kan doen op een kennelijke fout als bedoeld in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 796/2004. Nu er geen tijdige aanvraag is gedaan laat de tekst van artikel 19 van Verordening (EG) nr. 796/2004 geen ruimte daartoe.
Verweerder heeft het verzoek tot wijziging van de aanvraag daarom afgewezen.
Ter zitting heeft verweerder hieraan toegevoegd dat de verzamelaanvraag verschillende steunaanvragen bevat waarop de landbouwer een beroep kan doen. Hierop kan ‘ja” of “nee” worden geantwoord. Op de vraag of appellant uitbetaling van zijn toeslagrechten wenst heeft hij “nee” geantwoord. Hiermee is de verzamelaanvraag daadwerkelijk ingevuld en heeft appellant aan zijn uit artikel 11 van Verordening (EG) nr. 796/2004 voortvloeiende verplichtingen voldaan.
3. Het College overweegt als volgt.
3.1 Het College stelt vast dat appellant bij vraag 3A van de Gecombineerde opgave 2007 (“Wilt u in 2007 toeslagrechten laten uitbetalen?”) het antwoord “nee” heeft aangekruist.
Daarnaast heeft appellant achter geen van de door hem op het Overzicht gewaspercelen vermelde percelen aangegeven dat deze voor uitbetaling van toeslagrechten kunnen worden benut. Gelet hierop stelt verweerder zich terecht op het standpunt dat uit de Gecombineerde opgave, zoals ingediend op 15 mei 2007, niet blijkt dat appellant zijn toeslagrechten wilde laten uitbetalen. Appellant heeft derhalve met het indienen van deze opgave geen steunaanvraag gedaan. Pas met zijn brief van 28 mei 2009, die op 2 juni 2009 bij verweerder is ontvangen, heeft appellant alsnog een steunaanvraag gedaan.
3.2 Nu ten tijde van de indiening van deze steunaanvraag sprake was van een termijnoverschrijding van meer dan 25 kalenderdagen na ommekomst van de zogenoemde kortingstermijn die op 11 juni 2007 verstreek, diende de aanvraag op grond van artikel 21, eerste lid, laatste volzin, van Verordening (EG) nr. 796/2004 te worden afgewezen, tenzij er sprake zou zijn van een kennelijke fout als bedoeld in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 796/2004. Artikel 19 bepaalt immers dat een steunaanvraag te allen tijde na de indiening ervan kan worden gecorrigeerd in geval van een kennelijke fout die door de bevoegde autoriteit wordt erkend.
3.3 Voorzover appellant een beroep heeft willen doen op het bestaan van een kennelijke fout in de op 15 mei 2007 door verweerder ontvangen Gecombineerde opgave - in die zin dat duidelijk moet zijn geweest dat wel beoogd is om de toeslagrechten te benutten - kan dat niet slagen. Onder verwijzing naar eerdere uitspraken (zie in dit verband onder meer de uitspraak van 17 december 2008, nummer AWB 07/731, www.rechtspraak.nl, LJN: BG8423) overweegt het College dat de vraag of sprake is van een kennelijke fout als bedoeld in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 796/2004, gelet op de bewoordingen van dat artikel, eerst aan de orde is als een steunaanvraag is ingediend.
Nu met de door verweerder op 15 mei 2007 ontvangen Gecombineerde opgave geen steunaanvraag is gedaan, is voor de beoordeling of sprake is van een kennelijke fout als bedoeld in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 796/2004 in die Gecombineerde opgave geen plaats.
3.4 Het betoog van appellant dat hij met het indienen van een aanvraag slachtpremie over 2007 tevens een verzamelaanvraag, en dus een aanvraag voor uitbetaling van toeslagrechten, heeft ingediend kan niet slagen.
Het College merkt in dit verband op dat met de verzamelaanvraag voor meerdere steunregelingen een aanvraag kan worden ingediend. De verzamelaanvraag is niet meer dan het gedeelte van het formulier Gecombineerde opgave waarmee men aanvragen kan doen. Terzake van ieder van deze steunregelingen dient de landbouwer wel uitdrukkelijk aan te geven dat hij voor de betreffende regeling in aanmerking wenst te komen. Wanneer een landbouwer in de verzamelaanvraag bij een steunregeling invult dat hij op die regeling geen beroep wenst te doen is er geen aanvraag voor deelname aan die regeling gedaan.
Anders dan appellant veronderstelt bestaat er geen enkele verplichting om een aanvraag voor een of meer van deze regelingen te doen.
3.5 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard. Het College ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
4. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. C.J. Waterbolk, in tegenwoordigheid van mr. F.W. du Marchie Sarvaas als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2010.
w.g. C.J. Waterbolk w.g. F.W. du Marchie Sarvaas