3. Het College overweegt als volgt.
3.1 Het College stelt vast dat appellant bij vraag 3A van de Gecombineerde opgave 2007 (“Wilt u in 2007 toeslagrechten laten uitbetalen?”) het antwoord “nee” heeft aangekruist.
Daarnaast heeft appellant achter geen van de door hem op het Overzicht gewaspercelen vermelde percelen aangegeven dat deze voor uitbetaling van toeslagrechten kunnen worden benut. Gelet hierop stelt verweerder zich terecht op het standpunt dat uit de Gecombineerde opgave, zoals ingediend op 15 mei 2007, niet blijkt dat appellant zijn toeslagrechten wilde laten uitbetalen. Appellant heeft derhalve met het indienen van deze opgave geen steunaanvraag gedaan. Pas met zijn brief van 28 mei 2009, die op 2 juni 2009 bij verweerder is ontvangen, heeft appellant alsnog een steunaanvraag gedaan.
3.2 Nu ten tijde van de indiening van deze steunaanvraag sprake was van een termijnoverschrijding van meer dan 25 kalenderdagen na ommekomst van de zogenoemde kortingstermijn die op 11 juni 2007 verstreek, diende de aanvraag op grond van artikel 21, eerste lid, laatste volzin, van Verordening (EG) nr. 796/2004 te worden afgewezen, tenzij er sprake zou zijn van een kennelijke fout als bedoeld in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 796/2004. Artikel 19 bepaalt immers dat een steunaanvraag te allen tijde na de indiening ervan kan worden gecorrigeerd in geval van een kennelijke fout die door de bevoegde autoriteit wordt erkend.
3.3 Voorzover appellant een beroep heeft willen doen op het bestaan van een kennelijke fout in de op 15 mei 2007 door verweerder ontvangen Gecombineerde opgave - in die zin dat duidelijk moet zijn geweest dat wel beoogd is om de toeslagrechten te benutten - kan dat niet slagen. Onder verwijzing naar eerdere uitspraken (zie in dit verband onder meer de uitspraak van 17 december 2008, nummer AWB 07/731, www.rechtspraak.nl, LJN: BG8423) overweegt het College dat de vraag of sprake is van een kennelijke fout als bedoeld in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 796/2004, gelet op de bewoordingen van dat artikel, eerst aan de orde is als een steunaanvraag is ingediend.
Nu met de door verweerder op 15 mei 2007 ontvangen Gecombineerde opgave geen steunaanvraag is gedaan, is voor de beoordeling of sprake is van een kennelijke fout als bedoeld in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 796/2004 in die Gecombineerde opgave geen plaats.
3.4 Het betoog van appellant dat hij met het indienen van een aanvraag slachtpremie over 2007 tevens een verzamelaanvraag, en dus een aanvraag voor uitbetaling van toeslagrechten, heeft ingediend kan niet slagen.
Het College merkt in dit verband op dat met de verzamelaanvraag voor meerdere steunregelingen een aanvraag kan worden ingediend. De verzamelaanvraag is niet meer dan het gedeelte van het formulier Gecombineerde opgave waarmee men aanvragen kan doen. Terzake van ieder van deze steunregelingen dient de landbouwer wel uitdrukkelijk aan te geven dat hij voor de betreffende regeling in aanmerking wenst te komen. Wanneer een landbouwer in de verzamelaanvraag bij een steunregeling invult dat hij op die regeling geen beroep wenst te doen is er geen aanvraag voor deelname aan die regeling gedaan.
Anders dan appellant veronderstelt bestaat er geen enkele verplichting om een aanvraag voor een of meer van deze regelingen te doen.
3.5 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard. Het College ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.