ECLI:NL:CBB:2010:BN1294

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
17 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13950
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperking van kennisneming van vertrouwelijke informatie in bestuursrechtelijke procedures

In deze zaak, behandeld door het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gaat het om de beperking van de kennisneming van vertrouwelijke informatie in een bestuursrechtelijke procedure. De zaak betreft een beroep van Thuiszorg Service Nederland B.V. en Stichting Thuiszorgservice Groningen tegen de Nederlandse Zorgautoriteit. De appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Zorgautoriteit, waarin hun bezwaren tegen eerdere besluiten tot steunverlening deels gegrond en deels ongegrond zijn verklaard. De appellanten hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij ook de mogelijkheid hebben gekregen om als partij aan het geding deel te nemen.

De verweerster, de Nederlandse Zorgautoriteit, heeft in het kader van de procedure een beroep gedaan op artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarin wordt geregeld onder welke omstandigheden kennisneming van bepaalde stukken kan worden beperkt. De Zorgautoriteit heeft aangevoerd dat de bijlagen 51, 52 en 55, die vertrouwelijke informatie bevatten over de marktstrategie van de betrokken partijen, niet openbaar gemaakt mogen worden. Het College heeft de belangen van de partijen afgewogen en geconcludeerd dat de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is, omdat openbaarmaking van deze informatie de concurrentiepositie van de betrokken partijen zou kunnen schaden.

Het College heeft partijen verzocht om binnen twee weken schriftelijk aan te geven of zij instemmen met de beperking van de kennisneming, en heeft benadrukt dat de bestuursrechter niet tegen de wil van partijen uitspraak doet op basis van stukken die zij niet kennen. De beslissing van het College is op 17 mei 2010 gegeven door mr. E.R. Eggeraat, met mr. M.B.L. van der Weele als griffier.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 10/198 17 mei 2010
13950
Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak van:
Thuiszorg Service Nederland B.V., te Almelo, en
Stichting Thuiszorgservice Groningen, te Groningen, appellanten,
gemachtigden: mr. S. Verschuur en mr. B. Nijhof, beiden advocaat te Enschede,
tegen
Nederlandse Zorgautoriteit, verweerster,
gemachtigde: mr. G.R.J. de Groot, advocaat te Den Haag.
Aan het geding nemen tevens als partij deel:
1. Stichting Continuering Uitvoering AWBZ en Wmo Groningente Groningen (hierna: TZG),
gemachtigde: prof. mr. J.G. Sijmons, advocaat te Zwolle.
2. Stichting Continuering Uitvoering AWBZ Westte Den Haag (hierna: HWW).

1.Het procesverloop

Bij besluit van 11 februari 2010 heeft verweerster de door appellanten gemaakte bezwaren tegen een besluit van 27 november 2009 tot steunverlening inzake TZG, inclusief een tariefbeschikking van 16 december 2009 met kenmerk 650-8805-09-4, en tegen een besluit van 27 november 2009 tot steunverlening inzake HWW, inclusief een tariefbeschikking van 16 december 2009 met kenmerk 650-8804-09-4, deels gegrond en deels ongegrond verklaard.
Tegen het besluit van 11 februari 2010 hebben appellanten bij brief van 26 februari 2010, bij het College ingekomen op 1 maart 2010, beroep ingesteld.
Bij griffiersbrieven van 18 maart 2010 en 12 mei 2010 is respectievelijk TZG en HWW medegedeeld dat zij als partij aan het geding kunnen deelnemen.
Bij brief van 27 april 2010 heeft verweerster de op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) gemotiveerd medegedeeld dat uitsluitend het College kennis zal mogen nemen van de bijlagen 51, 52 en 55.
De zaken zijn ten behoeve van de beslissing op het verzoek om toepassing van artikel 8:29, derde lid, Awb door een meervoudige kamer van het College verwezen naar een enkelvoudige kamer.

2.De beoordeling van het geschil

2.1
Ingevolge het bepaalde bij artikel 22, eerste lid, van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie juncto artikel 8:29, eerste lid, Awb, voor zover hier van belang, kunnen partijen die verplicht zijn stukken over te leggen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, het College mededelen dat uitsluitend het College van die stukken kennis zal mogen nemen. Ingevolge het tweede lid van artikel 8:29 Awb zijn gewichtige redenen voor een bestuursorgaan in ieder geval niet aanwezig, voor zover ingevolge de Wet openbaarheid van bestuur de verplichting zou bestaan een verzoek om informatie, vervat in de over te leggen stukken, in te willigen. Uit het derde lid van artikel 8:29 Awb volgt dat het College beslist of de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is.
2.2
De door het College te nemen beslissing inzake de beperking van kennisneming in beroep vergt een afweging van belangen. Enerzijds zijn hierbij aan de orde het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor de beoordeling van het beroep relevante informatie en het belang dat het College beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Anderzijds speelt een rol dat openbaarmaking van bepaalde gegevens het belang van een of meer partijen onevenredig kan schaden, terwijl verweerster er belang bij heeft ook in de toekomst de informatie, waaronder concurrentiegevoelige gegevens, aangeleverd te krijgen die zij voor een goede uitoefening van haar taken nodig heeft.
2.3
Hetgeen verweerster ter motivering van haar beroep op artikel 8:29, derde lid, Awb heeft aangevoerd, brengt het College tot het oordeel dat beperking van de kennisneming in beroep van de bijlagen 51, 52 en 55 gerechtvaardigd is. De in deze stukken vervatte informatie geeft inzicht in de marktstrategie van TZG en HWW. Deze informatie is derhalve bedrijfsvertrouwelijk en concurrentiegevoelig, terwijl deze informatie voor de partijen die er niet over beschikken niet noodzakelijk is om hun belangen naar behoren te kunnen bepleiten.
2.4
Het College verzoekt partijen om binnen twee weken schriftelijk kenbaar te maken of zij ermee instemmen dat het College mede op grondslag van de bijlagen 51, 52 en 55 uitspraak doet op het beroep. Het College overweegt overigens dat artikel 8:29, vijfde lid, Awb, blijkens de wetsgeschiedenis ertoe strekt dat de bestuursrechter niet tegen de wil van partijen uitspraak doet op grondslag van de stukken die zij niet kennen. Het toestemmingsvereiste geldt derhalve niet ten aanzien van een partij die de stukken al kent.

3.De beslissing

Het College:
- beslist dat beperking van de kennisneming van de bijlagen 51, 52 en 55 gerechtvaardigd is;
- verzoekt partijen om binnen twee weken schriftelijk aan het College kenbaar te maken of zij ermee instemmen dat het College mede op grondslag van de bijlagen 51, 52 en 55 uitspraak doet op het beroep.
Aldus gegeven door mr. E.R. Eggeraat, in tegenwoordigheid van mr. M.B.L. van der Weele als griffier op 17 mei 2010.
w.g. E.R. Eggeraat w.g. M.B.L. van der Weele