2. De beoordeling van het geschil
2.1 Bij besluit van 10 december 2008 heeft verweerder de bedrijfstoeslag van appellant voor het jaar 2008, na aftrek van 5% modulatiekorting vastgesteld op € 13.676,67. Bij het bestreden besluit is het bezwaar van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard.
2.2 Appellant heeft, samengevat weergegeven, aangevoerd dat hij in het Overzicht gewaspercelen behorend tot de Gecombineerde opgave 2008 grasperceel 16 heeft opgegeven met een oppervlakte van 2.17 ha. Bij het intekenen van dit perceel op de bedrijfskaart heeft hij echter over het hoofd gezien dat de door hem bedoelde oppervlakte van 2.17 ha op de topografische kaart bestaat uit twee afzonderlijke percelen, te weten een perceel van 1.11 ha en een ten oosten daarvan gelegen perceel van 1.06 ha. Deze topografische scheiding is te verklaren uit de aanwezigheid van een inmiddels gedempte sloot die de twee percelen vroeger scheidde. Bij het intekenen van de bedrijfskaart heeft appellant het nummer 16 geschreven op het perceelsgedeelte van 1.11 ha en het daaraan aansluitende gedeelte van 1.06 ha onbeschreven gelaten.
Appellant heeft bij zijn bezwaarschrift van 17 januari 2009 deze fout onder de aandacht van verweerder gebracht. Verweerder heeft dit opgevat als een verzoek om wijziging van de aanvraag. Dit verzoek is vervolgens ten onrechte wegens te late indiening afgewezen. Appellant meent dat verweerder hem in strijd met artikel 19 van Verordening (EG) nr. 796/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 de mogelijkheid heeft onthouden om deze fout te herstellen.
2.3 Verweerder voert aan dat op de bedrijfskaart als perceel 16 een topografisch perceel is aangeduid met een oppervlakte van 1.11 ha, terwijl het blijkens de opgave op het Overzicht gewaspercelen 2.17 ha groot is. Verweerder heeft de geconstateerde oppervlakte van perceel 16 daarom vastgesteld op 1.11 ha. Voor verweerder is immers bij verschil tussen de opgegeven en de ingetekende oppervlakte de kleinste van de twee bepalend. De niet aanvaarde oppervlakte van 1.06 ha vormt 3,37% van de totale geconstateerde oppervlakte van 32.49 ha. Daarom heeft verweerder, op grond van artikel 51, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 796/2004 de geconstateerde oppervlakte verminderd met twee keer de afgekeurde oppervlakte.
Appellant heeft in zijn bezwaarschrift van 17 januari 2009 te kennen gegeven dat hij perceel 16 per abuis verkeerd heeft ingetekend op de bedrijfskaart. Verweerder heeft dit opgevat als een verzoek om de aanvraag te mogen wijzigen. Dit verzoek om wijziging is gedaan na het verstrijken van de indieningstermijn op 15 mei 2008 en ook na ommekomst van de zogenoemde kortingstermijn die eindigde op 9 juni 2008. Nu de aanvraag naar verweerders oordeel geen kennelijke fout als bedoeld in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 796/2004 bevatte, was verweerder op grond van artikel 21, eerste lid, laatste zin van Verordening (EG) nr. 796/2004 gehouden dit verzoek af te wijzen.
Van een kennelijke fout was geen sprake, nu de aanvraag, aldus verweerder, niet onlogisch of tegenstrijdig was ingevuld. Het behoort niet tot verweerders taak om zich bij de beoordeling van de aanvraag in de eventuele motieven van een landbouwer te verdiepen om minder uitbetaling te vragen dan wellicht mogelijk is.
2.4.1 Het College overweegt dat de Europese Commissie met betrekking tot de vraag wanneer een kennelijke fout als zodanig erkend moet worden een Werkdocument heeft uitgebracht.
Dit document, met het kenmerk AGR 49533/2002, wordt door verweerder gehanteerd bij de beoordeling van verzoeken om na de uiterste indieningstermijn nog wijzigingen in een aanvraag te mogen aanbrengen. In vaste jurisprudentie heeft het College deze benadering aanvaardbaar geoordeeld.
In het document wordt als beginsel geformuleerd dat de beslissing of het al dan niet om een kennelijke fout gaat afhankelijk is van alle feiten en omstandigheden in elk individueel geval. Daarom moet elk geval afzonderlijk worden onderzocht.
Belangrijkste invalshoek daarbij is (het gebrek aan) samenhang tussen de in de aanvraag opgenomen gegevens.
Voor de Commissie is, blijkens het document, voorts van groot belang dat vastgesteld wordt dat een fout onopzettelijk gemaakt is, dat de landbouwer te goeder trouw gehandeld heeft en dat ieder gevaar van bedrog wordt uitgesloten.
Het College heeft het Werkdocument in eerdere jurisprudentie aldus uitgelegd en samengevat, dat van een kennelijke fout over het algemeen alleen kan worden gesproken indien verweerder bij een summier onderzoek bij ontvangst van de aanvraag had kunnen vaststellen dat de aanvraag waarschijnlijk geen goede weergave was van hetgeen de aanvrager beoogde aan te vragen.
Verweerder heeft op basis van het Werkdocument voor zichzelf als criterium geformuleerd dat slechts dan een kennelijke fout erkend kan worden, als sprake is van een tegenstrijdigheid in de aanvraag die wijst op een vergissing, terwijl het redelijkerwijs uitgesloten is dat de aanvraag conform de bedoeling van de aanvrager is ingevuld.
2.4.2 Ter beantwoording ligt de vraag voor of het voor 2.17 ha opgeven van perceel 16 en het op de bedrijfskaart intekenen daarvan voor slechts 1.11 ha een kennelijke fout oplevert die ingevolge artikel 19 van Verordening (EG) nr. 796/2004 te allen tijde mag worden gecorrigeerd.
De oppervlakte van het met 16 aangeduide perceel op de bedrijfskaart bedraagt 51.6% van de opgegeven oppervlakte. Het College is van oordeel dat een dergelijk verschil bij summiere controle van de aanvraag misschien niet direct hoeft op te vallen.
Het werkdocument van de Commissie vermeldt echter dat als algemene regel geldt dat een kennelijke fout moet worden ontdekt aan de hand van de gegevens in de steunaanvraag, dat wil zeggen dankzij een administratieve controle waarbij wordt nagegaan of de tot staving van de aanvraag verstrekte documenten en gegevens juist zijn. Verweerder dient bij zijn beoordeling of er sprake is van een kennelijke fout alle gegevens uit het formulier Gecombineerde opgave te betrekken.
Ook bij een summiere controle van de aanvraag had verweerder kennis moeten nemen van de handgeschreven opmerkingen van appellant op pagina 34 van de Gecombineerde opgave. Aldaar heeft appellant vermeld: