ECLI:NL:CBB:2010:BK9795
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Voorlopige voorziening
- E.R. Eggeraat
- O.C. Bos
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening inzake besmetverklaring en doding van geiten ter bestrijding van Q-koorts
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 8 januari 2010 een mondelinge uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, A, gevestigd te B. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.Ph.A. Senders, heeft bezwaar gemaakt tegen besluiten van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder, die op 27 november en 16 december 2009 zijn genomen. Deze besluiten betroffen de besmetverklaring van het bedrijf van verzoekster en de maatregel tot doding van alle drachtige en mannelijke geiten op het bedrijf, ter bestrijding van Q-koorts. De besluiten zijn genomen op basis van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, waarbij verweerder zich baseerde op positieve testresultaten van monsters van tankmelk op het bedrijf van verzoekster, die de aanwezigheid van de bacterie Coxiella burnetii, de veroorzaker van Q-koorts, aantoonden.
Tijdens de zitting op 8 januari 2010 zijn zowel verzoekster als verweerder vertegenwoordigd. Verzoekster heeft aangevoerd dat de positieve testresultaten mogelijk beïnvloed zijn door recente vaccinaties van de geiten. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende wetenschappelijk bewijs is om deze claim te onderbouwen. Bovendien heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat de afwezigheid van de bacterie in andere onderzoeken niet uitsluit dat er op het bedrijf van verzoekster wel degelijk besmetting kan zijn.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat verweerder voldoende basis had voor de besmetverklaring en de daaropvolgende maatregelen. De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat de maatregel tot doding van de geiten ingrijpend is, maar dat dit niet afdoet aan de rechtmatigheid van de besluiten van verweerder. De voorzieningenrechter heeft ook aangegeven dat er geen reden is om de uitvoering van de maatregel uit te stellen in afwachting van nader onderzoek, aangezien dit geen nuttig effect zou hebben. De uitspraak benadrukt de noodzaak van het nemen van maatregelen ter bescherming van de volksgezondheid en het welzijn van dieren.