3. Het bestreden besluit en het nadere standpunt van verweerder
3.1 Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en de heffing gehandhaafd. Daartoe heeft verweerder, voor zover thans nog van belang en samengevat weergegeven, het volgende overwogen.
3.1.1 Aan het bepaalde in artikel 126, vierde lid, Wbo is voldaan. Gelet op de gemaakte werkafspraken volstond de goedkeuring van de Verordening door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: LNV) en de SER.
3.1.2 De heffingssystematiek is niet in strijd met het legaliteitsbeginsel.
Kwekers en importeurs zijn heffing aan verweerder verschuldigd. Zij hebben de mogelijkheid om een deel van de heffing door te berekenen. Verloopt de handel via de veiling, dan houdt de veiling de heffing in.
Voorkomen moet worden dat er dubbel geheven wordt in gevallen waarin geen teelthandelingen worden verricht. Wanneer een handelaar op de veiling bloemen koopt en direct weer doorverkoopt, worden er geen teelthandelingen verricht en is er ook geen heffingsplicht ontstaan.
3.1.3 Verweerder en het HbAG hebben ervoor gekozen dat de HbAG-heffing wordt geïnd door verweerder en wordt afgedragen aan het HbAG, dit uit efficiency-overwegingen en om kosten te besparen.
3.2 Verweerder heeft voorts in aanvulling op het voorgaande het volgende verweer gevoerd.
3.2.1 Verloopt de handel via de veiling, dan houdt de veiling op de verkooptransactie bij de verkoper het kwekersgedeelte van de heffing in (0,625%) en bij de koper het handelsgedeelte (0,485%). Bij iedere transactie via de veiling ontvangt appellante een veilingnota waarin heffing tot een percentage van 0,625% wordt opgelegd. Dit is dus exclusief het gedeelte dat aan de koper wordt doorberekend.
Voor de verkopen buiten de veiling om geldt dat verweerder na aangifte van de heffingsplichtige een heffingsnota verstuurt. In dit geval wordt de heffing opgelegd aan de verkoper, die een deel van de heffing, inclusief het HbAG-gedeelte, kan doorberekenen aan de koper. Op deze wijze wordt tevens bewerkstelligd dat de koper, als heffingsplichtige bij het HbAG, de HbAG-heffing opgelegd krijgt.
Omdat appellante niet alleen via de veiling handelt, maar ook buiten de veiling om, ontvangt zij een eindnota waarin de heffing over beide transactiewijzen is opgenomen.
3.2.2 De Verordening, zoals deze door de SER is goedgekeurd, heeft dezelfde strekking als de Verordening die in de bestuursvergadering van verweerder is vastgesteld. Het gaat in beide gevallen om een verordening die in werking treedt op de tweede dag na publicatie in het PBO-blad. Bovendien is de Verordening die door het bestuur van verweerder is vastgesteld, materieel gelijk aan de Verordening die door de SER is goedgekeurd. Het vereiste van openbare beraadslaging is juist ten aanzien van de materiële bepalingen over de heffingssystematiek van belang. Aan het vereiste dat de bedrijfsgenoten in de gelegenheid moeten worden gesteld tegen deze materiële bepalingen op te komen is voldaan.
3.2.3 Verweerder heeft een ruime mate van beoordelingsvrijheid bij het vaststellen van heffingsverordeningen. Verweerder heeft in redelijkheid tot de inhoud van de Verordening kunnen komen.
Geen van de door appellante genoemde voorbeelden wijst erop dat de in de Verordening neergelegde heffingsstructuur willekeurig is. Zowel kwekers als handelaren kunnen een deel van de heffing doorberekenen. De restitutiemogelijkheid voor tussenhandelaren is in de Verordening opgenomen vanuit de wens van de sector om tussenliggende transacties niet te belasten. Op deze wijze wordt voorkomen dat in dezelfde schakel in de keten, teelt of handel, meer dan eens over dezelfde handel heffing moet worden afgedragen. Het voordeel dat de tussenhandelaren hiervan hebben moet worden gerelativeerd. De tussenhandelaar heeft namelijk veel bijkomende kosten.
Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen het voor importeurs gehanteerde tarief. Aangezien appellante geen importeur is, ziet verweerder niet in welk belang zij bij deze grond heeft. De tarieven voor de kwekers/importeurs en de handelaren zijn in nauw overleg met de vertegenwoordigers van de sector vastgesteld. Daarbij wordt rekening gehouden met de uitgaven per keten en met de vermogenspositie van het fonds in een bepaalde sector. Handelaren verrichten geen teelt- of kweekhandelingen en worden om die reden minder zwaar belast. Voor importeurs geldt dat zij in feite worden belast voor de teelt- of kweekhandelingen van de buitenlandse kwekers waarvan zij afnemen. Dat is redelijk, omdat ook buitenlandse kwekers profiteren van de activiteiten van verweerder. De kweker en de importeur brengen beiden bloemkwekerijproducten op de markt en kunnen derhalve op dezelfde wijze worden belast.
Appellante heeft tevens geen belang bij haar stelling dat kwekers die aan een buitenlandse afnemer leveren het handelsgedeelte niet kunnen doorberekenen. Appellante heeft immers niet gesteld dat zij aan een buitenlandse afnemer heeft geleverd, noch dat zij niet heeft kunnen doorberekenen.
3.2.4 Uit de tekst van de Verordening in samenhang met de daarbij behorende toelichting volgt dat deze van toepassing is op transacties in het kalenderjaar 2004. Dat in de tekst van de Verordening niet uitdrukkelijk is bepaald dat deze terugwerkende kracht heeft doet hieraan niet af. Er is geen rechtsregel die bepaalt dat dit uitdrukkelijk in een verordening dient te worden opgenomen.
3.2.5 Appellante heeft aangevoerd dat ten onrechte een deel van de heffingopbrengst wordt aangewend voor onderzoek, terwijl in het Instellingsbesluit de regeling van onderzoek als taak is uitgesloten. Verweerder stelt voorop dat de verordenende bevoegdheid als bedoeld in artikel 93, eerste lid, Wbo tot de regeling of nadere regeling van de in het tweede lid van dit artikel genoemde onderwerpen onderscheiden dient te worden van de bevoegdheid om bij verordening heffingen op te leggen, als bedoeld in artikel 126, eerste lid, Wbo. Uit artikel 126 Wbo blijkt geenszins dat de heffingsbevoegdheid slechts kan worden aangewend ten behoeve van de onderwerpen waarvoor een verordenende bevoegdheid bestaat. Daarnaast kan verweerder een besluit nemen ter vervulling van zijn taakstelling, de zogenoemde vrije bestuursdaad. Het verstrekken van subsidies ten behoeve van onderzoek geldt als een vrije bestuursdaad. De Beleidsregels PT projectbijdrage en exploitatiesubsidies creëren daarvoor het kader. Dit kader bindt alleen diegenen die in aanmerking wensen te komen voor een subsidie of die betrokken zijn bij de subsidieverlening. Verweerder heeft dan ook geen regels of nadere regels gesteld als bedoeld in artikel 93, tweede lid, Wbo.
3.2.6 Appellante dient gelet op het bepaalde in artikel 2, aanhef en onder e van het Instellingsbesluit van het HbAG als een bedrijfsgenoot van het HbAG te worden aangemerkt. Vanuit dat opzicht kan het verdisconteren van HbAG-heffing in de door verweerder opgelegde heffing niet op bezwaren stuiten.
Naast de grondslag in de HbAG-verordening is bovendien in de PT-verordening een grondslag opgenomen voor de oplegging van de HbAG-heffing aan appellante.
Een andere systematiek, waarbij alle schakels in de keten afzonderlijk zouden worden belast, zou tot een veel grotere administratieve last leiden voor zowel de bedrijfsgenoten als voor verweerder. Verweerder meent dat dit een aspect is dat bij de vaststelling van de Verordening betrokken mocht worden.
3.2.7 Bij de handel via de veiling vindt de doorberekening van de HbAG-heffing aan de koper automatisch plaats en gaat deze volledig buiten appellante om. In de heffingnota van 15 februari 2006 is het HbAG-gedeelte bij de handel via de veiling niet opgenomen en dus ook niet aan appellante opgelegd. Dit gedeelte dient derhalve buiten deze procedure te blijven.
Voor wat betreft de handel buiten de veiling om is niet duidelijk of appellante de HbAG-heffing aan de koper heeft doorberekend. Dat neemt verweerder wel tot uitgangspunt. Appellante heeft in dat geval geen belang bij haar bezwaren tegen de HbAG-heffing. Appellante heeft deze heffing dan immers niet gedragen. Pas als dit anders zou zijn, kan worden toegekomen aan de gronden van beroep die appellante in dit verband heeft aangevoerd.