ECLI:NL:CBB:2009:BK5769

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
18 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/577
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van aanvraag bedrijfstoeslag op basis van GLB-inkomenssteun 2006

In deze zaak heeft appellant, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin zijn aanvraag voor uitbetaling van bedrijfstoeslag voor het jaar 2008 op grond van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 werd afgewezen. De procedure begon met een brief van appellant op 19 april 2009, waarin hij zijn beroep tegen het besluit van 10 maart 2009 indiende. Dit besluit volgde op een eerdere afwijzing van zijn verzoek om uitbetaling van de bedrijfstoeslag, dat op 10 december 2008 was genomen. Appellant had in zijn Gecombineerde opgave aangegeven geen gebruik te willen maken van zijn toeslagrechten, maar later verzocht om deze aanvraag te wijzigen, wat door verweerder werd afgewezen.

De kern van het geschil draait om de vraag of appellant tijdig en correct zijn aanvraag voor de bedrijfstoeslag heeft ingediend. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat de Gecombineerde opgave, zoals ingediend op 21 april 2008, niet als een aanvraag voor rechtstreekse betalingen kon worden beschouwd, omdat appellant expliciet had aangegeven geen gebruik te willen maken van zijn toeslagrechten. De aanvraag die appellant op 14 augustus 2008 indiende, was te laat, aangezien deze meer dan 25 dagen na de deadline was ingediend. Het College concludeerde dat er geen sprake was van een kennelijke fout die de late indiening zou rechtvaardigen.

Het College benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van de aanvrager is om duidelijk aan te geven of hij uitbetaling van zijn toeslagrechten wenst. De stelling van appellant dat de programmatuur van de Gecombineerde opgave hem niet correct had geïnformeerd, werd verworpen. Het College verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. C.J. Waterbolk, met mr. F.W. du Marchie Sarvaas als griffier, op 18 november 2009.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
Zesde enkelvoudige kamer
AWB 09/577 18 november 2009
5101 Regeling GLB-inkomenssteun 2006
Uitspraak in de zaak van:
A, te B, appellant,
tegen
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
gemachtigden mr. R. Lamain-Nuijen en mr. D. Özdemir, beiden werkzaam bij verweerders Dienst Regelingen.
1. De procedure
Appellant heeft bij brief van 19 april 2009, bij het College binnengekomen op 21 april 2009, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 10 maart 2009.
Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellant tegen een besluit van 10 december 2008, waarbij verweerder appellants verzoek om uitbetaling van bedrijfstoeslag voor het jaar 2008 op grond van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 (hierna: de Regeling) heeft afgewezen.
Bij brief van 3 mei 2009 heeft appellant de gronden van zijn beroep aangevuld.
Bij brief van 20 mei 2009 heeft verweerder een verweerschrift ingediend en de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.
Bij brief van 1 juli 2009 heeft het College verweerder om nadere informatie verzocht. Bij brief van 22 juli 2009 heeft verweerder hierop gereageerd.
Op 28 oktober 2009 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij appellant, met voorafgaand bericht, niet is verschenen. Verweerder werd ter zitting vertegenwoordigd door zijn gemachtigden.
2. De grondslag van het geschil
2.1 Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers luidt voorzover en ten tijde hier van belang:
“Artikel 22
Steunaanvragen
1. Een landbouwer dient elk jaar een aanvraag voor de onder het geïntegreeerd systeem vallende rechtstreekse betalingen in waarin, voorzover van toepassing, worden vermeld:
- alle percelen landbouwgrond van het bedrijf,
(…)
- het aantal en het bedrag van de toeslagrechten,
- alle andere bij deze verordening of door de betrokken lidstaat voorgeschreven gegevens.
(…)”
Verordening (EG) nr. 796/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers luidt voorzover en ten tijde hier van belang:
“Artikel 2
Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
(…)
11. “verzamelaanvraag”: de aanvraag om rechtstreekse betalingen op grond van de bedrijfstoeslagregeling en de andere oppervlaktegebonden steunregelingen (…);
12. “Oppervlaktegebonden steunregelingen”: de bedrijfstoeslagregeling (…)
Artikel 19
Verbetering van kennelijke fouten
Onverminderd de artikelen 11 tot en met 18, kan een steunaanvraag te allen tijde na de indiening ervan worden gecorrigeerd in geval van een kennelijke fout die door de bevoegde autoriteit wordt erkend.
Artikel 21
Te late indiening
1. Behoudens overmacht en uitzonderlijke omstandigheden als bedoeld in artikel 72 wordt bij indiening van een steunaanvraag in het kader van de onderhavige verordening na de desbetreffende termijn een verlaging met 1 % per werkdag toegepast op de bedragen waarop de landbouwer recht zou hebben gehad als de aanvraag tijdig was ingediend.
(…)
Bij een termijnoverschrijding van meer dan 25 kalenderdagen wordt de aanvraag afgewezen.
(…)”
Artikel 55 van de Regeling luidt voorzover en ten tijde hier van belang:
“1. De landbouwer die aanspraak maakt op subsidie in het kader van een van de in artikel 2, tweede lid, onderdeel a en b, bedoelde steunregelingen (…), maakt gebruik van de verzamelaanvraag.
2. Voor de verzamelaanvraag maakt de landbouwer gebruik van een door de minister vastgesteld formulier dat door de landbouwer volledig en naar waarheid is ingevuld, ondertekend en gedagtekend.
3. De verzamelaanvraag wordt in de periode van 1 april tot en met 15 mei ingediend bij DR.
(…)”
2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Appellant heeft op 21 april 2008 het digitaal ingevulde formulier “Gecombineerde opgave 2008” (hierna: Gecombineerde opgave) bij verweerder ingediend. Blijkens het formulier kan met de Gecombineerde opgave onder meer de verzamelaanvraag voor het gebruiken van toeslagrechten in het jaar 2008 worden gedaan. Bij punt 3A1 van het formulier heeft appellant bij de vraag of hij zijn toeslagrechten wenst te gebruiken het hokje “nee” aangekruist.
Ook op het overzicht gewaspercelen 2008, behorend bij de Gecombineerde opgave, is niet aangegeven dat appellant op bepaalde percelen zijn toeslagrechten wilde gebruiken.
- Bij brief van 8 augustus 2008, bij verweerder ontvangen op 14 augustus 2008, heeft appellant meegedeeld dat hij per abuis in de Gecombineerde opgave “nee” heeft ingevuld bij de vraag of hij zijn toeslagrechten wilde gebruiken. Hij heeft verweerder verzocht de aanvraag te mogen aanpassen zodat hij alsnog in aanmerking kan komen voor uitbetaling van de bedrijfstoeslag.
- Bij besluit van 10 december 2008 heeft verweerder het verzoek tot wijziging van de aanvraag niet aanvaard en de aanvraag bedrijfstoeslag afgewezen.
- Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 12 januari 2009 bezwaar gemaakt.
- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
3. Het bestreden besluit
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van appellant ongegrond verklaard. Daartoe heeft hij, samengevat, het volgende overwogen.
Uit appellants Gecombineerde opgave, zoals door verweerder ontvangen op 21 april 2008, blijkt niet dat appellant uitbetaling van zijn toeslagrechten wenst. Deze opgave wordt dan ook niet beschouwd als een aanvraag om rechtstreekse betalingen op grond van de bedrijfstoeslagregeling. Pas bij zijn op 14 augustus 2008 door verweerder ontvangen brief heeft appellant te kennen gegeven dat hij aanspraak maakt op uitbetaling van zijn toeslagrechten.
Vaststaat dat het verzoek om alsnog voor uitbetaling van bedrijfstoeslag in aanmerking te komen te laat is ingediend. Na ommekomst van de op 9 juni 2008 eindigende, in artikel 21 van Verordening (EG) nr. 796/2002 bedoelde, kortingstermijn kan de aanvraag uitsluitend worden gewijzigd bij aanwezigheid van een kennelijke fout in de zin van artikel 19 van deze Verordening.
Aangezien appellant geen tijdige aanvraag bedrijfstoeslag heeft ingediend is voor een beoordeling of sprake is van een kennelijke fout geen plaats.
De door appellant gestelde gebruiksonvriendelijkheid van de elektronische Gecombineerde opgave noch de stelling dat bedrijfstoeslag een reeds verworven recht omvat kunnen appellant baten. Het is immers de verantwoordelijkheid van de aanvrager om tijdig en duidelijk aan te geven dat hij uitbetaling van zijn toeslagrechten wenst. Bij twijfel of de aanvraag correct wordt ingevuld ligt het op de weg van de aanvrager om navraag te doen bij verweerder. Dat bij het digitaal invullen van de Gecombineerde opgave geen waarschuwing wordt gegeven als nagelaten wordt steun aan te vragen, maakt dit niet anders.
4. Het standpunt van appellant
Appellant heeft abusievelijk “nee” geantwoord op de vraag of hij zijn toeslagrechten wenste te gebruiken. Daardoor zijn hem bij het digitaal invullen van de Gecombineerde opgave geen vragen meer gesteld over toeslagrechten. Appellant meent dat de programmatuur ten onrechte geen waarschuwing bevat als verzuimd is toeslagrechten aan te vragen.
Het niet aanvragen van bedrijfstoeslag berust, gelet op de aanvragen van appellant in voorafgaande jaren, op een kennelijke fout. Ten onrechte heeft verweerder het verzoek van 14 augustus 2008 om de aanvraag te mogen wijzigen niet gehonoreerd.
5. De beoordeling van het geschil
5.1 Het College stelt vast dat uit de Gecombineerde opgave, zoals ingediend op 21 april 2008, niet blijkt dat appellant gebruik wil maken van zijn toeslagrechten. Appellant heeft derhalve met het indienen van deze opgave geen steunaanvraag gedaan. Pas met de door verweerder op 14 augustus 2008 van appellant ontvangen brief, heeft appellant de steunaanvraag gedaan.
5.2 Nu ten tijde van de indiening van de aanvraag op 14 augustus 2008 sprake was van een termijnoverschrijding van meer dan 25 kalenderdagen, dient de aanvraag op grond van artikel 21, eerste lid, laatste volzin, van Verordening (EG) nr. 796/2004 te worden afgewezen, tenzij er sprake was van een kennelijke fout in de aanvraag.
5.3 Het beroep van appellant op het bestaan van een kennelijke fout in de op 21 april 2008 door verweerder ontvangen Gecombineerde opgave - in die zin dat duidelijk moet zijn geweest dat wel beoogd is het gebruik van de toeslagrechten te vragen - gaat er aan voorbij, dat de vraag of sprake is van een kennelijke fout als bedoeld in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 796/2004, gelet op de bewoordingen van dat artikel, eerst aan de orde is als een steunaanvraag is ingediend.
Nu met de door verweerder op 21 april 2008 ontvangen Gecombineerde opgave geen steunaanvraag is gedaan, is voor de beoordeling of sprake is van een kennelijke fout als bedoeld in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 796/2004 in die Gecombineerde opgave geen plaats.
5.4 Het betoog dat verweerder appellant in het kader van het digitaal invullen van de Gecombineerde opgave had moeten waarschuwen dat hij geen aanvraag had gedaan voor uitbetaling van zijn toeslagrechten, miskent dat het de verantwoordelijkheid van de aanvrager is om duidelijk te maken of hij een uitbetaling wenst. Verweerder is niet verplicht om te treden in de motieven van een aanvrager om geen uitbetaling aan te vragen.
Voorzover appellant heeft willen betogen dat in de elektronische versie van de Gecombineerde opgave de vraag of men zijn toeslagrechten wenst te gebruiken standaard met “nee” wordt beantwoord, merkt het College het volgende op.
Verweerder heeft in zijn brief van 22 juli 2009 te kennen gegeven dat bij vraag 3A1 van de elektronische Gecombineerde opgave het antwoord “nee” niet staat voorgeprogrammeerd. Landbouwers dienen volgens deze brief de vraag uitdrukkelijk te beantwoorden alvorens verder te kunnen met het programma. Appellant heeft hiertegenover slechts een niet met nadere bewijzen ondersteunde stelling geponeerd. Het College heeft, gelet hierop, geen aanleiding om aan de juistheid van de door verweerder in zijn brief van 22 juli 2009 gegeven uiteenzetting te twijfelen.
5.5 Het College komt, gelet op het voorgaande, tot de conclusie dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard.
Voor het toekennen van een proceskostenveroordeling ziet het College geen aanleiding.
6. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. C.J. Waterbolk, in tegenwoordigheid van mr. F.W. du Marchie Sarvaas als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 18 november 2009.
w.g. C.J. Waterbolk w.g. F.W. du Marchie Sarvaas