ECLI:NL:CBB:2009:BK5107

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
4 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/738
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag voor zonnepanelen wegens budgetuitputting

In deze zaak heeft appellant, A, een subsidieaanvraag ingediend voor de productie van hernieuwbare elektriciteit uit zonnepanelen. De aanvraag werd op 21 april 2008 door de Minister van Economische Zaken ontvangen, maar was onvolledig omdat de beoogde data van aankoop, installatie en ingebruikneming ontbraken. Na een verzoek om aanvulling van gegevens, werd de aanvraag op 29 juli 2008 als volledig beschouwd. Echter, op dat moment was het subsidieplafond van € 83 miljoen al uitgeput, waardoor de aanvraag werd afgewezen op basis van artikel 4:25 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Appellant stelde dat hij niet goed was geïnformeerd over de aanvraagprocedure en dat de datum van ontvangst van zijn aanvraag op 21 april 2008 had moeten worden vastgesteld.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat appellant verantwoordelijk was voor het indienen van een complete aanvraag en dat hij niet voldoende zorgvuldigheid had betracht. De rechtbank bevestigde dat de aanvraag op 29 juli 2008 als volledig was ontvangen en dat de afwijzing terecht was, gezien de budgetuitputting. Het College concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. C.J. Waterbolk, met mr. G.D. Kleijne als griffier, op 4 november 2009.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
(zesde enkelvoudige kamer)
AWB 09/738 4 november 2009
27301 Kaderwet EZ-subsidies
Besluit stimulering duurzame energieproductie (SDE)
Uitspraak in de zaak van:
A, te S, appellant,
gemachtigde: B, echtgenote van appellant,
tegen
de Minister van Economische Zaken, verweerder,
gemachtigde: mr. M. Schilperoort, werkzaam bij verweerders agentschap SenterNovem.
1. De procedure
Appellant heeft bij brief van 18 mei 2009, bij het College binnengekomen op 19 mei 2009, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 14 april 2009.
Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag om subsidie op grond van het Besluit stimulering duurzame energieproductie (hierna: het Besluit).
Bij brief van 13 juli 2009 heeft verweerder een verweerschrift ingediend en de op de zaak betrekking hebbende stukken toegezonden.
Op 21 oktober 2009 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij appellant en zijn gemachtigde zijn verschenen en verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
2. De grondslag van het geschil
2.1 In de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is, voor zover hier van belang, het volgende bepaald:
"Artikel 4:25
1. Een subsidieplafond kan slechts bij of krachtens wettelijk voorschrift worden vastgesteld.
2. Een subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.
(…)"
In de Kaderwet EZ-subsidies (hierna: de Wet) is, voor zover hier van belang, het volgende bepaald:
" Artikel 3
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij regeling van Onze Minister kunnen de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt nader worden bepaald alsmede andere criteria voor die verstrekking worden vastgesteld.
(…)
3. Bij een algemene maatregel van bestuur of een ministeriële regeling als bedoeld in het eerste lid wordt voorzien in de vaststelling van een subsidieplafond en de regeling van de wijze van verdeling ervan, tenzij Onze Minister van Financiën heeft ingestemd met het achterwege laten daarvan.
(…)"
In het Besluit is, voor zover en ten tijde hier van belang, het volgende bepaald:
"Artikel 2
Onze Minister kan op aanvraag subsidie verstrekken voor:
a. de productie van hernieuwbare elektriciteit aan een producent van hernieuwbare elektriciteit om gedurende een bepaalde periode het verschil tussen de gemiddelde kostprijs van deze hernieuwbare elektriciteit en de relevante gemiddelde marktprijs van elektriciteit geheel of gedeeltelijk te compenseren;
(…)
Artikel 8
1. Aan de producent van hernieuwbare elektriciteit die is geproduceerd door een bij regeling van Onze Minister, na overleg met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, aan te wijzen categorie productie-installaties voor hernieuwbare elektriciteit, kan subsidie worden verleend.
2. Indien voor de productie van hernieuwbare elektriciteit door een bepaalde categorie productie-installaties subsidie wordt verleend, wordt bij ministeriële regeling de wijze van verdeling van het beschikbare bedrag bepaald.
Artikel 10
1. Bij ministeriële regeling wordt, na overleg met Onze Minister van Financiën, een subsidieplafond vastgesteld voor het verlenen van subsidies voor de productie van hernieuwbare elektriciteit. Daarbij wordt per categorie productie-installaties een afzonderlijk subsidieplafond vastgesteld.
2. (…)
Artikel 58
1. Ingeval van verdeling op volgorde van binnenkomst, verdeelt Onze Minister het beschikbare bedrag in de volgorde van ontvangst van de aanvragen, met dien verstande dat indien een aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag en met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag voldoet aan de wettelijke voorschriften als datum van ontvangst geldt.
(…)"
In de op het Besluit gebaseerde Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2008 (hierna: de Regeling) is, voor zover en ten tijde hier van belang, het volgende bepaald.
"Artikel 2
Het subsidieplafond voor het in 2008 verlenen van subsidies voor de productie van hernieuwbare elektriciteit bedraagt € 1401 miljoen.
Artikel 9
1. De Minister verstrekt op aanvraag subsidie aan producenten van hernieuwbare elektriciteit geproduceerd door een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit uit zonlicht met behulp van fotovoltaïsche zonnepanelen met een vermogen groter dan 0,6 kWp en kleiner of gelijk aan 3,5 kWp, welke zijn geplaatst op, aan of tegen een bouwwerk waarvoor een bouwvergunning als bedoeld in de Woningwet is verkregen.
(…)
3. Aanvragen om subsidie als bedoeld in het eerste lid, worden ingediend in de periode van 1 april 2008 tot 1 augustus 2008.
Artikel 10
1. Het subsidieplafond voor het in de artikel 9, tweede lid (ingevolge artikel 58 van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2009 thans: derde lid), bedoelde periode verlenen van subsidie als bedoeld in artikel 9, eerste lid, bedraagt € 83 miljoen.
2. De Minister verdeelt het bedrag, genoemd in het eerste lid, op volgorde van binnenkomst van de aanvragen."
2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Bij daartoe bestemd formulier, door verweerder ontvangen op 21 april 2008, heeft appellant subsidie aangevraagd voor de productie van hernieuwbare elektriciteit uit zonlicht met behulp van fotovoltaïsche zonnepanelen.
- Bij brief van 18 juli 2008 heeft verweerder appellant verzocht om aanvulling van ontbrekende gegevens in zijn subsidieaanvraag.
- Bij brief van 27 juli 2008, door verweerder ontvangen op 29 juli 2008, heeft appellant de ontbrekende gegevens aan verweerder gezonden.
- Bij brief van 8 augustus 2008 heeft verweerder aan appellant meegedeeld dat zijn aanvraag op 29 juli 2008 volledig is bevonden en in behandeling is genomen.
- Bij besluit van 27 januari 2009 heeft verweerder de aanvraag afgewezen.
- Bij brief van 2 maart 2009 heeft appellant hiertegen bezwaar gemaakt.
- Op 27 maart 2009 is appellant op zijn bezwaar gehoord.
- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
3. Het bestreden besluit
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van appellant ongegrond verklaard. Hiertoe is, samengevat weergegeven, het volgende overwogen.
De aanvraag om subsidie is op grond van artikel 4:25, tweede lid, van de Awb wegens budgetuitputting afgewezen.
Bij de op 21 april 2008 ontvangen aanvraag om subsidie heeft appellant nagelaten een aantal gegevens te verstrekken. Het is de verantwoordelijkheid van de aanvrager om een volledig ingevuld aanvraagformulier in te dienen. De gevolgen van het indienen van een onvolledige aanvraag komen voor rekening en risico van appellant.
In het aanvraagformulier wordt gevraagd om beoogde datum van aankoop, installatie en ingebruikneming in te vullen. Dit betekent dat de aanvrager een inschatting dient te maken van de data waarop hij de productie-installatie zal gaan kopen, installeren en ingebruiknemen.
Overeenkomstig artikel 58, eerste lid, van het Besluit was de aanvraag van appellant op 29 juli 2008 volledig en geldt deze datum als de datum van ontvangst. Omdat het subsidiebudget op dat moment reeds was uitgeput, kwam de aanvraag ingevolge artikel 4:25, tweede lid, van de Awb niet in aanmerking voor toewijzing. De omstandigheid dat door de installateur en de leverancier van de zonnepanelen toezeggingen aan appellant zouden zijn gedaan aangaande de subsidieverlening, doet hier niets aan af.
Indien appellant mocht besluiten om een aanvraag voor de aanvraagronde voor 2009 in te dienen, wijst verweerder erop dat appellant er rekening mee dient te houden dat bij de beoordeling van de mogelijk nieuwe aanvraag, onder meer het voorschrift dat de productie installatie niet voor de datum van de subsidieaanvraag in gebruik mag zijn genomen, in acht zal worden genomen.
4. Het standpunt van appellant
Appellant heeft, samengevat weergegeven, aangevoerd dat hij op 21 april 2008 een onvolledige aanvraag heeft ingediend omdat hij niet had begrepen dat de beoogde datum van aankoop, installatie en ingebruikneming van de productie-installatie op het aanvraagformulier moest worden vermeld. In plaats van op het aanvraagformulier deze beoogde data te vermelden heeft appellant bij het aanvraagformulier een afschrift van de factuur van de leverancier en installateur van de zonnepanelen gevoegd. In dit verband heeft appellant zich afgevraagd hoe een beoogde aankoopdatum gevraagd kan worden als het onbekend is op welke termijn uitsluitsel zal worden verkregen over de te ontvangen subsidie.
Appellant stelt dat verweerder heeft verzuimd om hem tijdig op de hoogte te brengen van de juiste aanvraagprocedure. Naar aanleiding van het verzoek om de ontbrekende gegevens van de aanvraag aan verweerder te sturen, heeft appellant telefonisch contact opgenomen met verweerders agentschap SenterNovem. Hierbij heeft appellant tegenstrijdige en foutieve telefonische informatie gekregen over de vraag welke data op het aanvraagformulier dienden te worden ingevuld. Appellant wijst erop dat de aanschaf van de zonnepanelen voor hem erg kostbaar is geweest. Gelet op alle omstandigheden in deze zaak is appellant van mening dat 21 april 2008 - zijnde de datum waarop de oorspronkelijke aanvraag door verweerder is ontvangen - als aanvraagdatum heeft te gelden.
5. De beoordeling van het geschil
5.1 Het College staat voor de vraag of verweerder het besluit tot afwijzing van appellants aanvraag om op grond van het Besluit subsidie te verlenen, bij het bestreden besluit terecht heeft gehandhaafd. Niet in geschil is dat de door verweerder op 21 april 2008 ontvangen aanvraag om subsidie onvolledig is geweest. Het College stelt vast dat appellant bij die aanvraag heeft verzuimd om de beoogde datum van aankoop, installatie en ingebruikneming van de productie-installatie te vermelden.
5.2 Van een aanvrager mag zorgvuldigheid worden verwacht bij het invullen en indienen van een subsidieaanvraag waarmee aanzienlijke financiële belangen zijn gemoeid, zoals in het onderhavige geval. Daarbij is het de verantwoordelijkheid van appellant om zich in geval van een eventuele onduidelijkheid omtrent de gestelde voorwaarden voldoende te laten informeren. Op de laatste bladzijde van het aanvraagformulier staat duidelijk vermeld dat de aanvrager moet controleren of het formulier volledig is ingevuld. Niet valt in te zien waarom appellant de gevraagde informatie over de beoogde aankoopdatum en de data van installatie en ingebruikneming niet op het formulier kon vermelden. Daarbij kon desgewenst rekening worden gehouden met de termijn waarbinnen verweerder, gelet op artikel 57, eerste lid, aanhef en onder a, in verbinding met het tweede lid, van het Besluit uitsluitsel zou dienen te geven over de aanvraag. Het College volgt appellant voorts niet in zijn stelling dat verweerder, door het verstrekken van tegenstrijdige en foutieve telefonische informatie, verantwoordelijk is voor de omstandigheid dat de door hem ingediende aanvraag niet volledig is geweest. Appellant heeft immers eerst nadat verweerder hem bij brief van 18 juli 2008 in de gelegenheid had gesteld de aanvraag aan te vullen met de ontbrekende gegevens, met verweerders agentschap SenterNovem gebeld en bij die gelegenheid de beweerdelijk foutieve informatie verkregen.
5.3 Partijen verschillen van mening over de vraag welke datum als ontvangstdatum van de aanvraag om subsidie moet worden aangemerkt. Ingevolge artikel 58, eerste lid, van het Besluit heeft de dag waarop de aanvraag aan de wettelijke voorschriften voldoet, te gelden als datum van ontvangst. Verweerder heeft op 29 juli 2008 de ontbrekende gegevens van appellant ontvangen. Op deze datum voldeed de aanvraag om subsidie aan de wettelijke voorschriften. Op grond van de Regeling komt aan verweerder niet de vrijheid toe om met inachtneming van de bij de aanvraag betrokken aanzienlijke financiële belangen van appellant, de ontvangstdatum op een eerder moment vast te stellen. Verweerder heeft dan ook terecht 29 juli 2008 aangemerkt als datum van ontvangst van de aanvraag om subsidie.
5.4 Verweerder heeft - onweersproken - gesteld dat op 29 juli 2008 het budget van € 83 miljoen reeds was uitgeput. Dit brengt met zich dat verweerder ingevolge artikel 4:25, tweede lid, van de Awb gehouden was de aanvraag om subsidie af te wijzen. Daarom heeft verweerder bij het bestreden besluit de weigering om subsidie te verstrekken terecht gehandhaafd.
5.5 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling ziet het College geen aanleiding.
6. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. C.J. Waterbolk, in tegenwoordigheid van mr. G.D. Kleijne als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 4 november 2009.
w.g. C.J. Waterbolk w.g. G.D. Kleijne