ECLI:NL:CBB:2009:BJ7080
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- E.R. Eggeraat
- J.L.W. Aerts
- A.J.C. de Moor-van Vugt
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toepassing van de hardheidsclausule in het kader van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie volksverzekeringen
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 11 augustus 2009, betreft het een geschil tussen Heineken Group B.V. en de Minister van Economische Zaken over de toepassing van de hardheidsclausule van artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het kader van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen. Heineken Group B.V. had beroep ingesteld tegen twee besluiten van de Minister van Economische Zaken, waarin het beroep op de hardheidsclausule werd afgewezen. De zaak kwam voort uit aanvragen voor S&O-verklaringen die door de Minister gedeeltelijk waren toegewezen, maar waarbij het forfaitaire uurloon van € 28,-- werd gehanteerd. Heineken stelde dat deze forfaitaire regeling onbillijk was en dat het hen benadeelde in vergelijking met eerdere regelingen.
De rechtbank onderzocht de feiten en omstandigheden van de zaak, waaronder de wijziging van de wet per 1 januari 2007, die de basis vormde voor de berekening van het gemiddelde uurloon. De rechtbank concludeerde dat de wetgever bij de wijziging van de wet de mogelijkheid van onbillijkheden had onderkend, maar desondanks had gekozen voor een vereenvoudiging van het systeem. De rechtbank oordeelde dat de door Heineken aangevoerde onbillijkheden niet onvoorzien waren en dat de wetgever de gevolgen van de wijziging had voorzien.
Uiteindelijk verklaarde het College zich onbevoegd om van de beroepen kennis te nemen, maar bepaalde dat de Minister het door Heineken betaalde griffierecht moest vergoeden. Deze uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de wet en de rol van de wetgever in het kader van belastingwetgeving, waarbij de mogelijkheid van beroep tegen besluiten van de Minister van Economische Zaken in dit geval niet openstond.