ECLI:NL:CBB:2009:BI7336
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing aanvraag GLB-inkomenssteun 2006
In deze zaak heeft de Maatschap A, B en C, te D, appellante, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder, dat op 1 augustus 2008 is genomen. Dit besluit betreft de afwijzing van de aanvraag van appellante voor uitbetaling van bedrijfstoeslag 2007 op basis van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006. De procedure begon met een bezwaarschrift van appellante op 4 april 2008 tegen een eerder besluit van 27 februari 2008, waarin haar aanvraag was afgewezen. De zitting vond plaats op 22 april 2009, waar appellante werd vertegenwoordigd door A en verweerder door zijn gemachtigden, mr. R. Lamain-Nuijen en mr. D. Özdemir.
De kern van het geschil draait om de vraag of de aanvraag voor de uitbetaling van de toeslagrechten tijdig is ingediend. Appellante stelt dat zij de Gecombineerde opgave op 16 april 2007 heeft verzonden, maar verweerder heeft deze pas op 6 juli 2007 ontvangen, wat na de deadline van 11 juni 2007 was. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen op basis van artikel 21 van de Verordening (EG) nr. 796/2004, die bepaalt dat aanvragen die na een bepaalde termijn worden ingediend, moeten worden afgewezen, tenzij er sprake is van overmacht.
Het College heeft overwogen dat het de verantwoordelijkheid van appellante is om aan te tonen dat haar aanvraag tijdig is ontvangen. De verklaring van appellante dat de aanvraag op 16 april 2007 is verzonden, is niet voldoende om aan te tonen dat deze ook daadwerkelijk op tijd bij verweerder is aangekomen. Het College heeft geconcludeerd dat er geen overmacht of bijzondere omstandigheden zijn die de termijnoverschrijding rechtvaardigen. Daarom heeft het College het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenvergoeding toegekend.