ECLI:NL:CBB:2009:BI7292
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- W.E. Doolaard
- F. Stuurop
- B. Hessel
- Rechtspraak.nl
Toeslagrechten en de voorwaarden voor overdracht zonder grond in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 20 mei 2009, staat de overdracht van toeslagrechten zonder grond centraal. Appellant, A, had een beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin zijn verzoek tot overdracht van toeslagrechten werd afgewezen. De zaak begon met een melding van A op 29 maart 2007, waarin hij aangaf 7,72 toeslagrechten zonder grond te willen verkopen. De Minister had eerder, op 1 december 2006, het aantal toeslagrechten van A vastgesteld op 44,06, waarvan 20,94 verhuurd. A diende zijn melding in, maar de Minister maakte bezwaar tegen de overdracht op 7 september 2007, wat A betwistte.
Het College oordeelde dat de Minister niet bevoegd was om pas bij het besluit van 7 september 2007 bezwaar te maken tegen de melding van A. De Minister had eerder, op 26 april 2007, de overdracht onder voorbehoud geregistreerd, maar had niet tijdig gereageerd op de melding. Het College concludeerde dat de Minister in strijd met de regelgeving had gehandeld door de controle en de mogelijkheid van bezwaar uit te stellen. Hierdoor was A niet in staat om zijn rechten voor 15 mei 2007 te benutten, wat hem in een nadelige positie bracht.
Het College verklaarde het beroep van A gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de Minister op om opnieuw op het bezwaar van A te beslissen. Tevens werd de Minister veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van A, vastgesteld op € 644,--, en het griffierecht van € 145,--. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om tijdig en adequaat te reageren op meldingen en aanvragen van burgers, vooral in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.