ECLI:NL:CBB:2009:BI4347

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
22 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/972
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van aanvraag om uitbetaling van bedrijfstoeslag op grond van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006

In deze zaak heeft appellant, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin zijn aanvraag om uitbetaling van bedrijfstoeslag over het jaar 2006 op grond van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 werd afgewezen. De procedure begon met een bezwaar tegen een eerder besluit van 26 maart 2007, waarin de aanvraag was afgewezen wegens te late indiening. Appellant had op 12 december 2007 beroep ingesteld, na een hoorzitting op 18 juli 2007. De kern van het geschil draait om de vraag of appellant tijdig en correct zijn aanvraag voor de toeslagrechten had ingediend. De Minister stelde dat de aanvraag niet voldeed aan de vereisten van de verordening, omdat appellant in zijn digitaal verzonden Gecombineerde opgave niet had aangegeven dat hij zijn toeslagrechten wilde gebruiken. Appellant betwistte dit en voerde aan dat hij dit wel degelijk had aangegeven, maar dat dit door een storing niet goed was doorgekomen. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat de aanvraag niet tijdig was ingediend en dat er geen sprake was van een kennelijke fout. De beslissing van de Minister werd bevestigd, en het beroep van appellant werd ongegrond verklaard. Het College benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van de aanvrager is om duidelijk te maken of hij uitbetaling wenst, en dat de ontvangstbevestiging van de Gecombineerde opgave geen bevestiging van een aanvraag voor uitbetaling inhoudt.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
Zesde enkelvoudige kamer
AWB 07/972 22 april 2009
5101 Regeling GLB-inkomenssteun 2006
Uitspraak in de zaak van:
A, te B, appellant,
tegen
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
gemachtigde: drs. M. Star, werkzaam bij verweerders Dienst Regelingen.
1. De procedure
Appellant heeft bij brief van 12 december 2007, bij het College binnengekomen op 13 december 2007, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 2 november 2007.
Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellant tegen een besluit van 26 maart 2007, waarbij verweerder appellants aanvraag om uitbetaling van bedrijfstoeslag over het jaar 2006 op grond van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 (hierna: de Regeling) heeft afgewezen.
Bij brief van 13 februari 2008 heeft verweerder een verweerschrift ingediend en de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.
Bij brief van 15 oktober 2008 heeft het College verweerder verzocht aanvullende informatie te verstrekken. Bij brief van 4 november 2008 heeft verweerder hierop gereageerd.
Bij brief van 30 november 2008 heeft appellant opmerkingen gemaakt bij de nader door verweerder verstrekte informatie.
Op 1 april 2009 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij appellant, vergezeld van zijn echtgenote, is verschenen. Verweerder werd ter zitting vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2. De grondslag van het geschil
2.1 Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers luidt voorzover en ten tijde hier van belang:
“Artikel 22
Steunaanvragen
1. Een landbouwer dient elk jaar een aanvraag voor de onder het geïntegreeerd systeem vallende rechtstreekse betalingen in waarin, voorzover van toepassing, worden vermeld:
- alle percelen landbouwgrond van het bedrijf,
- (…)
- het aantal en het bedrag van de toeslagrechten,
- alle andere bij deze verordening of door de betrokken lidstaat voorgeschreven gegevens.
(…)”
Verordening (EG) nr. 796/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers luidt voorzover en ten tijde hier van belang:
“Artikel 2
Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
(…)
11. „verzamelaanvraag”: de aanvraag om rechtstreekse betalingen op grond van de bedrijfstoeslagregeling en de andere oppervlaktegebonden steunregelingen (…);
Artikel 19
Verbetering van kennelijke fouten
Onverminderd de artikelen 11 tot en met 18, kan een steunaanvraag te allen tijde na de indiening ervan worden gecorrigeerd in geval van een kennelijke fout die door de bevoegde autoriteit wordt erkend.
Artikel 21
Te late indiening
1. Behoudens overmacht en uitzonderlijke omstandigheden als bedoeld in artikel 72 wordt bij indiening van een steunaanvraag in het kader van de onderhavige verordening na de desbetreffende termijn een verlaging met 1 % per werkdag toegepast op de bedragen waarop de landbouwer recht zou hebben gehad als de aanvraag tijdig was ingediend.
(…)
Bij een termijnoverschrijding van meer dan 25 kalenderdagen wordt de aanvraag afgewezen.
(…)”
Artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1187/2006 van de Commissie van 3 augustus 2006 houdende afwijking van Verordening (EG) nr. 796/2004 ten aanzien van de toepassing van artikel 21 in sommige lidstaten luidt voorzover hier van belang:
“In afwijking van artikel 21, lid 1, van Verordening (EG) nr. 796/2004 zijn de verlaging met 1% per werkdag en de afwijzing waarin dat lid voorziet, niet van toepassing op de verzamelaanvragen die voor 2006 bij de bevoegde autoriteiten worden ingediend:
(…)
a) uiterlijk op 31 mei 2006, in het geval van (…)
iii) Nederland.”
Artikel 55 van de Regeling luidt voorzover en ten tijde hier van belang:
“1. De landbouwer die aanspraak maakt op subsidie in het kader van een van de in artikel 2, tweede lid, onderdeel a en b, bedoelde steunregelingen (…), maakt gebruik van de verzamelaanvraag.
2. Voor de verzamelaanvraag maakt de landbouwer gebruik van een door de minister vastgesteld formulier dat door de landbouwer volledig en naar waarheid is ingevuld, ondertekend en gedagtekend.
3. De verzamelaanvraag wordt in de periode van 1 april tot en met 15 mei ingediend bij DR.
(…)”
2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Verweerder heeft op 23 april 2006 het door appellant digitaal verzonden formulier “Gecombineerde opgave 2006” (hierna: Gecombineerde opgave) ontvangen. Blijkens het formulier kan met de Gecombineerde opgave onder meer de steunaanvraag voor het gebruiken van toeslagrechten voor 2006 worden gedaan. Het formulier vermeldt:
“Voor alle vragen waarbij u een hokje kunt aankruisen geldt dat wanneer u niets aankruist uw antwoord ‘nee’ is.”
- Appellant heeft op het formulier bij het kopje “Toeslagrechten” niet het hokje aangekruist waarmee hij kon aangeven dat hij zijn toeslagrechten wilde gebruiken.
- Ook op het Overzicht gewaspercelen 2006, behorend bij de Gecombineerde opgave, is niet aangegeven dat appellant op bepaalde percelen zijn toeslagrechten wilde gebruiken.
- Bij brief van 24 januari 2007 heeft appellant meegedeeld dat hij vernomen heeft dat hem geen bedrijfstoeslag zal worden toegekend, omdat hij verzuimd zou hebben in de Gecombineerde opgave aan te geven dat hij zijn toeslagrechten wenste te gebruiken. Ten bewijze van de stelling dat hij dit gebruik in de digitaal verzonden Gecombineerde opgave wel heeft aangevraagd, heeft appellant een papieren versie van de Gecombineerde opgave overgelegd, waarop een kruisje staat bij het hokje “Ja, ik wil mijn toeslagrechten gebruiken. Op het Overzicht gewaspercelen geef ik aan op welke percelen de toeslagrechten betrekking hebben” en waarbij op het Overzicht gewaspercelen is aangegeven welke percelen appellant voor uitbetaling van de bedrijfstoeslag wenst te benutten.
- Bij besluit van 26 maart 2007 heeft verweerder meegedeeld dat hij de op 26 januari 2007 ontvangen Gecombineerde opgave heeft aangemerkt als een verzoek tot wijziging van de op 23 april 2006 ontvangen Gecombineerde opgave. Met dit wijzigingsverzoek heeft appellant alsnog een aanvraag om uitbetaling van de bedrijfstoeslag gedaan. Verweerder heeft deze aanvraag vervolgens wegens te late indiening afgewezen.
- Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 17 april 2007 bezwaar gemaakt.
- Vervolgens heeft verweerder, na een op 18 juli 2007 gehouden hoorzitting, het bestreden besluit genomen.
3. Het bestreden besluit
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van appellant ongegrond verklaard. Daartoe heeft hij, samengevat, het volgende overwogen.
Het verzoek tot uitbetaling van de bedrijfstoeslag dient ingevolge artikel 2, onder 11 van Verordening (EG) nr. 796/2004 in samenhang gelezen met artikel 55 van de Regeling te worden gedaan met de verzamelaanvraag die onderdeel is van de Gecombineerde opgave.
Appellant heeft in zijn digitaal verzonden Gecombineerde opgave, die verweerder op 23 april 2006 heeft ontvangen, bij de rubriek toeslagrechten niet aangegeven dat hij zijn toeslagrechten wenste te gebruiken. Ook op het overzicht gewaspercelen, dat onderdeel is van de Gecombineerde opgave, heeft hij niet aangegeven dat en welke toeslagrechten hij wilde gebruiken. Daarmee wordt deze Gecombineerde opgave niet beschouwd als een verzamelaanvraag in de zin van Verordening (EG) nr. 796/2004. Pas bij brief van 24 januari 2007- en de daarbij overgelegde papieren versie van de Gecombineerde opgave - heeft appellant te kennen gegeven dat hij zijn toeslagrechten wenste te gebruiken.
Ingevolge artikel 55 van de Regeling, gelezen in samenhang met artikel 21, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 796/2004 en artikel 1 sub a onder iii) van Verordening (EG) nr. 1187/2006, kon appellant zijn aanvraag tot uitbetaling van de toeslagrechten uiterlijk tot 31 mei 2006 indienen. Het pas bij het wijzigingsverzoek van 24 januari 2007 ontvangen verzoek om uitbetaling van de toeslagrechten is na deze datum ontvangen. Het is ook niet ontvangen binnen de kortingstermijn van drie weken genoemd in het hiervoor vermelde artikel 21. Hiermee staat vast dat de aanvraag om uitbetaling niet tijdig is ingediend.
Met betrekking tot de stelling dat er sprake moet zijn geweest van een storing of een fout waardoor de gegevens – het kruisje waarmee is aangegeven dat appellant de toeslagrechten wilde gebruiken – niet is aangekomen, overweegt verweerder dat uit nader onderzoek tijdens de bezwaarprocedure niet is gebleken dat op 23 april 2006 een storing heeft plaatsgevonden of dat digitaal gegevens zijn ingevoerd die niet zijn verwerkt in de gecombineerde opgave. Door appellant is evenmin aangetoond dat er wel een aanvraag tot uitbetaling toeslagrechten is ingediend.
Verweerder heeft het standpunt van appellant dat het voor iedereen duidelijk moet zijn dat hij uitbetaling van zijn toeslagrechten wenste, opgevat als een beroep op een kennelijke fout in de Gecombineerde opgave. Dit beroep kan niet slagen. Verweerder heeft uit het feit dat appellant niet heeft aangegeven dat hij zijn toeslagrechten niet wenste te gebruiken redelijkerwijs niet kunnen begrijpen dat deze opgave niet conform zijn bedoeling was. Het staat een aanvrager immers vrij om al dan niet om uitbetaling te vragen. Het is niet aan verweerder om te treden in de motieven die een landbouwer kan hebben om geen gebruik te maken van zijn toeslagrechten.
Ten onrechte heeft appellant uit de ontvangstbevestiging van zijn Gecombineerde opgave afgeleid dat hij een aanvraag voor uitbetaling van toeslagrechten had gedaan. De ontvangst van het formulier Gecombineerde opgave zegt niets over de wijze waarop het onderdeel verzamelaanvraag van dat formulier is ingevuld.
Overigens kan een beroep op het vertrouwensbeginsel naar vaste jurisprudentie niet leiden tot financiële aanspraken die strijdig zijn met het gemeenschapsrecht.
Ter zitting heeft verweerders gemachtigde hieraan toegevoegd dat van een kennelijke fout geen sprake kan zijn nu de op 23 april 2006 ontvangen Gecombineerde opgave in het geheel geen aanvraag bevat voor uitbetaling van de bedrijfstoeslag.
4. Het standpunt van appellant
Appellant heeft de papieren versie van de Gecombineerde opgave ingevuld. Daarbij heeft een kruisje gezet voor uitbetaling en tevens heeft hij aangegeven welke percelen hij wenste te benutten voor de uitbetaling van zijn toeslagrechten. Aan de hand daarvan heeft zijn dochter de - digitaal verzonden - opgave vervolgens ingevuld. Hij weet dus welhaast zeker dat ook in de digitale versie van de opgave die verweerder heeft ontvangen het vereiste kruisje heeft gestaan. Niet is uitgesloten dat het kruisje en de vermelding achter de percelen op het overzicht gewaspercelen niet goed zijn overgekomen als gevolg van een computerstoring.
Met de ontvangstbevestiging van de Gecombineerde opgave en de bijlage heeft verweerder de ontvangst van de aanvraag voor het gebruik van toeslagrechten ook bevestigd. Hij is er dus ook van uit gegaan dat hij zo’n aanvraag had gedaan. Appellant was dan ook zeer verbaasd toen hij uiteindelijk vernam dat hij geen toeslagrechten zou ontvangen in verband met het ontbreken van een kruisje bij de vraag of hij zijn toeslagrechten wenste te gebruiken. Appellant begrijpt niet waarom verweerder hem niet tijdig en duidelijk heeft geïnformeerd over het ontbreken van dit kruisje. In dat geval had hij immers de aanvraag alsnog tijdig kunnen aanpassen.
Appellant acht het zeer onredelijk dat hij geen uitbetaling van zijn toeslagrechten ontvangt vanwege dit ontbrekende kruisje. Dit klemt extra nu het voor iedereen duidelijk moet zijn dat een landbouwer altijd uitbetaling van zijn toeslagrechten wenst.
5. De beoordeling van het geschil
5.1 Het College stelt vast dat uit de op 23 april 2006 bij verweerder ontvangen, digitaal toegezonden, Gecombineerde opgave niet blijkt dat appellant gebruik wilde maken van zijn toeslagrechten.
Met betrekking tot het betoog van appellant dat hij in de door hem digitaal verzonden Gecombineerde opgave wel heeft aangegeven dat hij gebruik wilde maken van zijn toeslagrechten, maar dat dit kennelijk als gevolg van een storing niet goed is doorgekomen bij verweerder, overweegt het College het volgende.
De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting verklaard dat uit intern onderzoek door verweerder is gebleken dat appellant op 23 april 2006 heeft ingelogd en digitaal gegevens heeft verzonden die vervolgens zijn opgeslagen in een logfile. Niet is gebleken van een storing bij het ontvangen van de gegevens van appellant. Wel is gebleken dat het logfile geen gegevens bevatte bij de vraag over het gebruik van de toeslagrechten. De vanuit de logfile uitgeprinte versie van de opgave bevat deze gegevens dus evenmin. Het College ziet geen aanleiding aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen.
Dat betekent dat er van uit moet worden gegaan dat de digitaal verzonden Gecombineerde opgave zoals die door verweerder is ontvangen op 23 april 2006 geen aanvraag tot uitbetaling van de toeslagrechten - een steunaanvraag - bevatte. Dat appellant op de papieren versie van de Gecombineerde opgave, aan de hand waarvan het digitale formulier is ingevuld, wel heeft aangegeven dat hij gebruik wilde maken van zijn toeslagrechten, doet daar niet aan af. Deze versie van de Gecombineerde opgave is immers eerst op 26 januari 2007 door verweerder ontvangen. Hiermee heeft appellant alsnog een steunaanvraag gedaan.
Nu ten tijde van het indienen van de verzamelaanvraag op 26 januari 2007 sprake was van een termijnoverschrijding van meer dan 25 kalenderdagen, dient op grond van artikel 21, eerste lid, laatste volzin, van Verordening (EG) nr. 796/2004 de aanvraag te worden afgewezen.
5.2 Ook de stelling dat verweerder met de ontvangstbevestiging van de Gecombineerde opgave heeft bevestigd dat de aanvraag voor uitbetaling van bedrijfstoeslag is gedaan, treft geen doel. Hoewel de bijlage bij de ontvangstbevestiging van de Gecombineerde opgave niet uitmunt in duidelijkheid kan daaruit, naar het oordeel van het College, niet worden afgeleid dat verweerder daarmee heeft bevestigd dat een aanvraag voor uitbetaling van bedrijfstoeslag is gedaan.
5.3 Voor zover appellant zich beroept op het bestaan van een kennelijke fout in de op 23 april 2006 ontvangen Gecombineerde opgave – in die zin dat duidelijk moet zijn geweest dat wel beoogd is het gebruik van de toeslagrechten te vragen – ziet hij er aan voorbij dat de vraag of sprake is van een kennelijke fout als bedoeld in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 796/2004, gelet op de bewoordingen van dat artikel, eerst aan de orde is als een steunaanvraag is ingediend. Deze steunaanvraag is, zo blijkt uit overweging 5.1, niet gedaan met het indienen van de Gecombineerde opgave op 23 april 2006. 5.4 Het betoog dat verweerder appellant tijdig had moeten waarschuwen dat hij nagelaten had een kruisje te plaatsen ten teken dat hij zijn toeslagrechten wenste te gebruiken, slaagt evenmin. Het is de verantwoordelijkheid van de aanvrager om duidelijk te maken of hij uitbetaling wenst. Verweerder is niet verplicht te treden in de motieven die een aanvrager kan hebben om af te zien van uitbetaling van zijn toeslagrechten.
5.5 Het College komt tot de slotsom dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard.
Voor het toekennen van een proceskostenveroordeling ziet het College geen aanleiding.
6. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. M. Munsterman, in tegenwoordigheid van mr. F.W. du Marchie Sarvaas als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 22 april 2009.
w.g. M. Munsterman w.g. F.W. du Marchie Sarvaas