5. De beoordeling van het geschil
5.1 Het College stelt vast dat uit de op 23 april 2006 bij verweerder ontvangen, digitaal toegezonden, Gecombineerde opgave niet blijkt dat appellant gebruik wilde maken van zijn toeslagrechten.
Met betrekking tot het betoog van appellant dat hij in de door hem digitaal verzonden Gecombineerde opgave wel heeft aangegeven dat hij gebruik wilde maken van zijn toeslagrechten, maar dat dit kennelijk als gevolg van een storing niet goed is doorgekomen bij verweerder, overweegt het College het volgende.
De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting verklaard dat uit intern onderzoek door verweerder is gebleken dat appellant op 23 april 2006 heeft ingelogd en digitaal gegevens heeft verzonden die vervolgens zijn opgeslagen in een logfile. Niet is gebleken van een storing bij het ontvangen van de gegevens van appellant. Wel is gebleken dat het logfile geen gegevens bevatte bij de vraag over het gebruik van de toeslagrechten. De vanuit de logfile uitgeprinte versie van de opgave bevat deze gegevens dus evenmin. Het College ziet geen aanleiding aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen.
Dat betekent dat er van uit moet worden gegaan dat de digitaal verzonden Gecombineerde opgave zoals die door verweerder is ontvangen op 23 april 2006 geen aanvraag tot uitbetaling van de toeslagrechten - een steunaanvraag - bevatte. Dat appellant op de papieren versie van de Gecombineerde opgave, aan de hand waarvan het digitale formulier is ingevuld, wel heeft aangegeven dat hij gebruik wilde maken van zijn toeslagrechten, doet daar niet aan af. Deze versie van de Gecombineerde opgave is immers eerst op 26 januari 2007 door verweerder ontvangen. Hiermee heeft appellant alsnog een steunaanvraag gedaan.
Nu ten tijde van het indienen van de verzamelaanvraag op 26 januari 2007 sprake was van een termijnoverschrijding van meer dan 25 kalenderdagen, dient op grond van artikel 21, eerste lid, laatste volzin, van Verordening (EG) nr. 796/2004 de aanvraag te worden afgewezen.
5.2 Ook de stelling dat verweerder met de ontvangstbevestiging van de Gecombineerde opgave heeft bevestigd dat de aanvraag voor uitbetaling van bedrijfstoeslag is gedaan, treft geen doel. Hoewel de bijlage bij de ontvangstbevestiging van de Gecombineerde opgave niet uitmunt in duidelijkheid kan daaruit, naar het oordeel van het College, niet worden afgeleid dat verweerder daarmee heeft bevestigd dat een aanvraag voor uitbetaling van bedrijfstoeslag is gedaan.
5.3 Voor zover appellant zich beroept op het bestaan van een kennelijke fout in de op 23 april 2006 ontvangen Gecombineerde opgave – in die zin dat duidelijk moet zijn geweest dat wel beoogd is het gebruik van de toeslagrechten te vragen – ziet hij er aan voorbij dat de vraag of sprake is van een kennelijke fout als bedoeld in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 796/2004, gelet op de bewoordingen van dat artikel, eerst aan de orde is als een steunaanvraag is ingediend. Deze steunaanvraag is, zo blijkt uit overweging 5.1, niet gedaan met het indienen van de Gecombineerde opgave op 23 april 2006. 5.4 Het betoog dat verweerder appellant tijdig had moeten waarschuwen dat hij nagelaten had een kruisje te plaatsen ten teken dat hij zijn toeslagrechten wenste te gebruiken, slaagt evenmin. Het is de verantwoordelijkheid van de aanvrager om duidelijk te maken of hij uitbetaling wenst. Verweerder is niet verplicht te treden in de motieven die een aanvrager kan hebben om af te zien van uitbetaling van zijn toeslagrechten.
5.5 Het College komt tot de slotsom dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard.
Voor het toekennen van een proceskostenveroordeling ziet het College geen aanleiding.